Dutch
Detailed Translations for incarneren from Dutch to French
incarneren:
-
incarneren (in een ander lichaam terugkeren)
incarner; matérialiser; personnifier; réincarner-
incarner verb (incarne, incarnes, incarnons, incarnez, incarnent, incarnais, incarnait, incarnions, incarniez, incarnaient, incarnai, incarnas, incarna, incarnâmes, incarnâtes, incarnèrent, incarnerai, incarneras, incarnera, incarnerons, incarnerez, incarneront)
-
matérialiser verb (matérialise, matérialises, matérialisons, matérialisez, matérialisent, matérialisais, matérialisait, matérialisions, matérialisiez, matérialisaient, matérialisai, matérialisas, matérialisa, matérialisâmes, matérialisâtes, matérialisèrent, matérialiserai, matérialiseras, matérialisera, matérialiserons, matérialiserez, matérialiseront)
-
personnifier verb (personnifie, personnifies, personnifions, personnifiez, personnifient, personnifiais, personnifiait, personnifiions, personnifiiez, personnifiaient, personnifiai, personnifias, personnifia, personnifiâmes, personnifiâtes, personnifièrent, personnifierai, personnifieras, personnifiera, personnifierons, personnifierez, personnifieront)
-
réincarner verb (réincarne, réincarnes, réincarnons, réincarnez, réincarnent, réincarnais, réincarnait, réincarnions, réincarniez, réincarnaient, réincarnai, réincarnas, réincarna, réincarnâmes, réincarnâtes, réincarnèrent, réincarnerai, réincarneras, réincarnera, réincarnerons, réincarnerez, réincarneront)
-
Conjugations for incarneren:
o.t.t.
- incarneer
- incarneert
- incarneert
- incarneren
- incarneren
- incarneren
o.v.t.
- incarneerde
- incarneerde
- incarneerde
- incarneerden
- incarneerden
- incarneerden
v.t.t.
- ben geïncarneerd
- bent geïncarneerd
- is geïncarneerd
- zijn geïncarneerd
- zijn geïncarneerd
- zijn geïncarneerd
v.v.t.
- was geïncarneerd
- was geïncarneerd
- was geïncarneerd
- waren geïncarneerd
- waren geïncarneerd
- waren geïncarneerd
o.t.t.t.
- zal incarneren
- zult incarneren
- zal incarneren
- zullen incarneren
- zullen incarneren
- zullen incarneren
o.v.t.t.
- zou incarneren
- zou incarneren
- zou incarneren
- zouden incarneren
- zouden incarneren
- zouden incarneren
diversen
- incarneer!
- incarneert!
- geïncarneerd
- incarnerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze