Dutch
Detailed Translations for insnoer from Dutch to French
insnoeren:
-
insnoeren
resserrer; rétrécir; comprimer-
resserrer verb (resserre, resserres, resserrons, resserrez, resserrent, resserrais, resserrait, resserrions, resserriez, resserraient, resserrai, resserras, resserra, resserrâmes, resserrâtes, resserrèrent, resserrerai, resserreras, resserrera, resserrerons, resserrerez, resserreront)
-
rétrécir verb (rétrécis, rétrécit, rétrécissons, rétrécissez, rétrécissent, rétrécissais, rétrécissait, rétrécissions, rétrécissiez, rétrécissaient, rétrécîmes, rétrécîtes, rétrécirent, rétrécirai, rétréciras, rétrécira, rétrécirons, rétrécirez, rétréciront)
-
comprimer verb (comprime, comprimes, comprimons, comprimez, compriment, comprimais, comprimait, comprimions, comprimiez, comprimaient, comprimai, comprimas, comprima, comprimâmes, comprimâtes, comprimèrent, comprimerai, comprimeras, comprimera, comprimerons, comprimerez, comprimeront)
-
Conjugations for insnoeren:
o.t.t.
- snoer in
- snoert in
- snoert in
- snoeren in
- snoeren in
- snoeren in
o.v.t.
- snoerde in
- snoerde in
- snoerde in
- snoerden in
- snoerden in
- snoerden in
v.t.t.
- heb ingesnoerd
- hebt ingesnoerd
- heeft ingesnoerd
- hebben ingesnoerd
- hebben ingesnoerd
- hebben ingesnoerd
v.v.t.
- had ingesnoerd
- had ingesnoerd
- had ingesnoerd
- hadden ingesnoerd
- hadden ingesnoerd
- hadden ingesnoerd
o.t.t.t.
- zal insnoeren
- zult insnoeren
- zal insnoeren
- zullen insnoeren
- zullen insnoeren
- zullen insnoeren
o.v.t.t.
- zou insnoeren
- zou insnoeren
- zou insnoeren
- zouden insnoeren
- zouden insnoeren
- zouden insnoeren
en verder
- ben ingesnoerd
- bent ingesnoerd
- is ingesnoerd
- zijn ingesnoerd
- zijn ingesnoerd
- zijn ingesnoerd
diversen
- snoer in!
- snoert in!
- ingesnoerd
- insnoerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for insnoeren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
comprimer | insnoeren | comprimeren; fijndrukken; inpersen; kleiner maken; klemmen; knellen; omklemmen; platdrukken; platmaken; pletten; samendrukken; samenpersen; strak zitten; vasthouden; vastklemmen; vastknellen; verkleinen |
resserrer | insnoeren | contracteren; dichtschroeven; knijpbeweging; samentrekken; schroeven; vastschroeven |
rétrécir | insnoeren | afnemen; inkrimpen; kleiner worden; krimpen; minder worden; slinken; verkleinen; verminderen; vernauwen; versmallen |