Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. introducerend:
  2. introduceren:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for introducerend from Dutch to French

introducerend:

introducerend adj

  1. introducerend (inleidend; voorafgaand; voorgaand)

Translation Matrix for introducerend:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
introduisant inleidend; introducerend; voorafgaand; voorgaand

introducerend form of introduceren:

introduceren verb (introduceer, introduceert, introduceerde, introduceerden, geïntroduceerd)

  1. introduceren (kennis laten maken; voorstellen)
    introduire; envoyer; commencer à; lancer; amorcer; donner le signal du départ pour; activer
    • introduire verb (introduis, introduit, introduisons, introduisez, )
    • envoyer verb (envoie, envoies, envoyons, envoyez, )
    • lancer verb (lance, lances, lançons, lancez, )
    • amorcer verb (amorce, amorces, amorçons, amorcez, )
    • activer verb (active, actives, activons, activez, )

Conjugations for introduceren:

o.t.t.
  1. introduceer
  2. introduceert
  3. introduceert
  4. introduceren
  5. introduceren
  6. introduceren
o.v.t.
  1. introduceerde
  2. introduceerde
  3. introduceerde
  4. introduceerden
  5. introduceerden
  6. introduceerden
v.t.t.
  1. heb geïntroduceerd
  2. hebt geïntroduceerd
  3. heeft geïntroduceerd
  4. hebben geïntroduceerd
  5. hebben geïntroduceerd
  6. hebben geïntroduceerd
v.v.t.
  1. had geïntroduceerd
  2. had geïntroduceerd
  3. had geïntroduceerd
  4. hadden geïntroduceerd
  5. hadden geïntroduceerd
  6. hadden geïntroduceerd
o.t.t.t.
  1. zal introduceren
  2. zult introduceren
  3. zal introduceren
  4. zullen introduceren
  5. zullen introduceren
  6. zullen introduceren
o.v.t.t.
  1. zou introduceren
  2. zou introduceren
  3. zou introduceren
  4. zouden introduceren
  5. zouden introduceren
  6. zouden introduceren
en verder
  1. ben geïntroduceerd
  2. bent geïntroduceerd
  3. is geïntroduceerd
  4. zijn geïntroduceerd
  5. zijn geïntroduceerd
  6. zijn geïntroduceerd
diversen
  1. introduceer!
  2. introduceert!
  3. geïntroduceerd
  4. introducerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for introduceren:

NounRelated TranslationsOther Translations
lancer omhoog werpen; opwerpen
VerbRelated TranslationsOther Translations
activer introduceren; kennis laten maken; voorstellen aanblazen; aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvangen; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; accelereren; activeren; animeren; beginnen; bemoedigen; bespoedigen; bezielen; doen opvlammen; iemand motiveren; initiëren; instigeren; motiveren; op gang brengen; opjutten; oppeppen; oppoken; opporren; opstoken; opwekken; poken; porren; prikkelen; provoceren; starten; stimuleren; stoken; toemoedigen; van start gaan; verhaasten; versnellen
amorcer introduceren; kennis laten maken; voorstellen aanvangen; beginnen; seeden; starten; van start gaan
commencer à introduceren; kennis laten maken; voorstellen aanvangen; beginnen; starten; van start gaan
donner le signal du départ pour introduceren; kennis laten maken; voorstellen aanvangen; beginnen; starten; van start gaan
envoyer introduceren; kennis laten maken; voorstellen aanvangen; beginnen; geld overmaken; insturen; inzenden; opsturen; overboeken; overschrijven; overzenden; posten; rondsturen; starten; sturen; toesturen; toezenden; van start gaan; versturen; verwijzen naar; verzenden; wegsturen; wegzenden; zenden
introduire introduceren; kennis laten maken; voorstellen binnen brengen; binnen halen; binnenlaten; binnenleiden; binnenloodsen; binnenroepen; geld opleveren; inbrengen; inleiden; intikken; intoetsen; intypen; invoegen; naarbinnen laten; openen
lancer introduceren; kennis laten maken; voorstellen aanbreken; aankaarten; aanknopen; aansnijden; aanvangen; aanvoeren; afsmijten; afwerpen; arrangeren; beginnen; bouwen; een begin nemen; entameren; gesprek aanknopen; iets op touw zetten; ingooien; inluiden; keilen; kogelen; lanceren; laten opstijgen; naar beneden gooien; naar beneden werpen; naar voren brengen; neergooien; neerwerpen; omhooggooien; omhoogwerpen; omlaag werpen; op de grond gooien; op de markt brengen; opbouwen; openen; opgooien; ophoesten; oplaten; opperen; opwerpen; poneren; regelen; smijten; starten; stellen; suggereren; te berde brengen; ter sprake brengen; uitbrengen; uitgeven; van start gaan; voor de dag komen met
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
activer inschakelen

Wiktionary Translations for introduceren:


Cross Translation:
FromToVia
introduceren introduire introduce — to cause someone to be acquainted

External Machine Translations: