Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. kalk:
  2. kalken:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for kalk from Dutch to French

kalk:

kalk [de ~ (m)] noun

  1. de kalk
    le plâtre; le mortier

Translation Matrix for kalk:

NounRelated TranslationsOther Translations
mortier kalk bik; cement; cementlaag; gruis; hechtpleister; kleefpleister; macadam; metselkalk; metselspecie; mortel; mortier; pleister; puin; rijstbaal; specie; split; steengruis; steenslag; stuc
plâtre kalk afgieting; afgietsel; gietsel; gips; gipsverband; hechtpleister; kleefpleister; pleister; pleisterwerk; stuc; stukadoorswerk; vorm

Related Words for "kalk":


Wiktionary Translations for kalk:

kalk
noun
  1. aanduiding voor een aantal alkalische zouten van calcium
kalk
noun
  1. chimie|fr (vieilli) ou (familier, fr) ancienne dénomination de calcium, dans des dénominations de corps chimiques.
  2. archi|fr enduit à base de de marbre blanc pulvériser, mêler avec de la chaux et de la craie, dont on fait des ornements d’architecture et qu’on emploie aussi pour imiter le marbre.

Cross Translation:
FromToVia
kalk chaux vive quicklime — lime produced by heating limestone

kalk form of kalken:

kalken verb (kalk, kalkt, kalkte, kalkten, gekalkt)

  1. kalken (kladden)
    scribouiller; barbouiller; gribouiller
    • scribouiller verb (scribouille, scribouilles, scribouillons, scribouillez, )
    • barbouiller verb (barbouille, barbouilles, barbouillons, barbouillez, )
    • gribouiller verb (gribouille, gribouilles, gribouillons, gribouillez, )
  2. kalken (pennen; schrijven)
    écrire; scribouiller
    • écrire verb (écris, écrit, écrivons, écrivez, )
    • scribouiller verb (scribouille, scribouilles, scribouillons, scribouillez, )
  3. kalken (witten; sausen)
    saucer
    • saucer verb (sauce, sauces, sauçons, saucez, )

Conjugations for kalken:

o.t.t.
  1. kalk
  2. kalkt
  3. kalkt
  4. kalken
  5. kalken
  6. kalken
o.v.t.
  1. kalkte
  2. kalkte
  3. kalkte
  4. kalkten
  5. kalkten
  6. kalkten
v.t.t.
  1. heb gekalkt
  2. hebt gekalkt
  3. heeft gekalkt
  4. hebben gekalkt
  5. hebben gekalkt
  6. hebben gekalkt
v.v.t.
  1. had gekalkt
  2. had gekalkt
  3. had gekalkt
  4. hadden gekalkt
  5. hadden gekalkt
  6. hadden gekalkt
o.t.t.t.
  1. zal kalken
  2. zult kalken
  3. zal kalken
  4. zullen kalken
  5. zullen kalken
  6. zullen kalken
o.v.t.t.
  1. zou kalken
  2. zou kalken
  3. zou kalken
  4. zouden kalken
  5. zouden kalken
  6. zouden kalken
diversen
  1. kalk!
  2. kalkt!
  3. gekalkt
  4. kalkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kalken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
barbouiller kalken; kladden aanrommelen; aanrotzooien; bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen; kladderen; kliederen; klodderen; knoeien; rotzooien; scharrelen; scharrelen van kip
gribouiller kalken; kladden kladderen; kliederen; klodderen; neerkladden
saucer kalken; sausen; witten
scribouiller kalken; kladden; pennen; schrijven
écrire kalken; pennen; schrijven afschilderen; beschrijven; corresponderen; een briefwisseling hebben; mededelen; omschrijven; schetsen; schrijven; terugschrijven; uiteenzetten; verhalen; vertellen; zeggen

Related Words for "kalken":