Dutch
Detailed Translations for kavelen from Dutch to French
kavelen:
-
kavelen (verkavelen; verdelen)
Conjugations for kavelen:
o.t.t.
- kavel
- kavelt
- kavelt
- kavelen
- kavelen
- kavelen
o.v.t.
- kavelde
- kavelde
- kavelde
- kavelden
- kavelden
- kavelden
v.t.t.
- heb gekaveld
- hebt gekaveld
- heeft gekaveld
- hebben gekaveld
- hebben gekaveld
- hebben gekaveld
v.v.t.
- had gekaveld
- had gekaveld
- had gekaveld
- hadden gekaveld
- hadden gekaveld
- hadden gekaveld
o.t.t.t.
- zal kavelen
- zult kavelen
- zal kavelen
- zullen kavelen
- zullen kavelen
- zullen kavelen
o.v.t.t.
- zou kavelen
- zou kavelen
- zou kavelen
- zouden kavelen
- zouden kavelen
- zouden kavelen
en verder
- is verkaveld
diversen
- kavel!
- kavelt!
- gekaveld
- kavelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for kavelen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
diviser en lots | kavelen; verdelen; verkavelen | |
répartir en lots | kavelen; verdelen; verkavelen | |
vendre par lots | kavelen; verdelen; verkavelen |
Related Words for "kavelen":
kavelen form of kavel:
-
de kavel (gebied; perceel; terrein; bouwterrein)
le domaine; la parcelle de terrain; la parcelle; le lot; le terrain; le lotissement; le terrain à bâtir