Noun | Related Translations | Other Translations |
absence
|
gebrek; krapte; schaarsheid; schaarste; tekort
|
absentie; afwezigheid; niet aanwezig zijn; schoolverzuim; verzuim
|
besoin
|
gebrek; krapte; schaarsheid; schaarste; tekort
|
armelijkheid; armoede; behoefte; behoeftigheid; ellende; gebrek; gemis; hulpbehoevendheid; malheur; minvermogendheid; moeilijkheden; nood; noodtoestand; ongeluk; onheil; onspoed; pech; ramp; rampspoed; tegenslag; tegenspoed; terugslagen
|
disette
|
gebrek; krapte; schaarsheid; schaarste; tekort
|
deficit; hongersnood; tekort; voedselschaarste
|
déficience
|
gebrek; krapte; schaarsheid; schaarste; tekort
|
|
déficit
|
gebrek; krapte; schaarsheid; schaarste; tekort
|
deficit; gebrek; kastekort; manco; tekort; zwakheid
|
frugalité
|
gebrek; krapte; schaarsheid; schaarste; tekort
|
armzaligheid; bescheidenheid; eenvoud; ielheid; karigheid; magerheid; poverheid; pretentieloosheid; schamelheid; schraalheid; simpelheid; soberheid
|
infortune
|
gebrek; krapte; schaarsheid; schaarste; tekort
|
armelijkheid; armzaligheid; behoeftigheid; ellende; haveloosheid; karigheid; malheur; minvermogendheid; moeilijkheden; ongeluk; onheil; onspoed; pech; poverheid; ramp; rampspoed; schamelheid; schraalheid; sjofelheid; tegenslag; tegenspoed; terugslagen
|
manque
|
gebrek; krapte; schaarsheid; schaarste; tekort
|
afwijking; deficit; feil; fout; gebrek; gemis; handicap; lacune; leegte; leemte; lichaamsgebrek; manco; tekort; zwakheid
|
misère
|
gebrek; krapte; schaarsheid; schaarste; tekort
|
armoede; armzaligheid; behoeftigheid; ellende; gebrek; gebrekkige toestand; gemis; hulpbehoevendheid; ielheid; karigheid; kommer; kwel; magerheid; malheur; misère; moeilijkheden; nood; noodwendigheid; ongeluk; onheil; onspoed; pech; poverheid; problemen; ramp; rampspoed; schamelheid; schraalheid; sores; tegenslag; tegenslagen; tegenspoed; terugslagen; treurigheid; zorgen
|
pauvreté
|
gebrek; krapte; schaarsheid; schaarste; tekort
|
armelijkheid; armoede; armoedigheid; armzaligheid; behoeftigheid; eenvoud; ellende; gebrek; haveloosheid; hulpbehoevendheid; ielheid; karigheid; magerheid; magerte; minvermogendheid; nood; noodwendigheid; poverheid; schamelheid; schraalheid; simpelheid; sjofelheid; soberheid; stumperigheid
|
pénurie
|
gebrek; krapte; schaarsheid; schaarste; tekort
|
armzaligheid; deficit; eenvoud; gebrek; gemis; karigheid; manco; poverheid; schaarste; schamelheid; schraalheid; simpelheid; soberheid; tekort
|
rareté
|
gebrek; krapte; schaarsheid; schaarste; tekort
|
buitenissigheid; dunheid; excentriciteit; ijlheid; rariteit; zeldzaamheid
|