Dutch
Detailed Translations for meetellen from Dutch to French
meetellen:
-
meetellen (erbij rekenen; meerekenen)
inclure; compter; calculer-
inclure verb (inclus, inclut, incluons, incluez, incluent, incluais, incluait, incluions, incluiez, incluaient, inclûmes, inclùtes, inclurent, inclurai, incluras, inclura, inclurons, inclurez, incluront)
-
compter verb (compte, comptes, comptons, comptez, comptent, comptais, comptait, comptions, comptiez, comptaient, comptai, comptas, compta, comptâmes, comptâtes, comptèrent, compterai, compteras, comptera, compterons, compterez, compteront)
-
calculer verb (calcule, calcules, calculons, calculez, calculent, calculais, calculait, calculions, calculiez, calculaient, calculai, calculas, calcula, calculâmes, calculâtes, calculèrent, calculerai, calculeras, calculera, calculerons, calculerez, calculeront)
-
-
meetellen (meerekenen)
inclure; comprendre; compter-
inclure verb (inclus, inclut, incluons, incluez, incluent, incluais, incluait, incluions, incluiez, incluaient, inclûmes, inclùtes, inclurent, inclurai, incluras, inclura, inclurons, inclurez, incluront)
-
comprendre verb (comprends, comprend, comprenons, comprenez, comprennent, comprenais, comprenait, comprenions, compreniez, comprenaient, compris, comprit, comprîmes, comprîtes, comprirent, comprendrai, comprendras, comprendra, comprendrons, comprendrez, comprendront)
-
compter verb (compte, comptes, comptons, comptez, comptent, comptais, comptait, comptions, comptiez, comptaient, comptai, comptas, compta, comptâmes, comptâtes, comptèrent, compterai, compteras, comptera, compterons, compterez, compteront)
-
Conjugations for meetellen:
o.t.t.
- tel mee
- telt mee
- telt mee
- tellen mee
- tellen mee
- tellen mee
o.v.t.
- telde mee
- telde mee
- telde mee
- telden mee
- telden mee
- telden mee
v.t.t.
- heb meegeteld
- hebt meegeteld
- heeft meegeteld
- hebben meegeteld
- hebben meegeteld
- hebben meegeteld
v.v.t.
- had meegeteld
- had meegeteld
- had meegeteld
- hadden meegeteld
- hadden meegeteld
- hadden meegeteld
o.t.t.t.
- zal meetellen
- zult meetellen
- zal meetellen
- zullen meetellen
- zullen meetellen
- zullen meetellen
o.v.t.t.
- zou meetellen
- zou meetellen
- zou meetellen
- zouden meetellen
- zouden meetellen
- zouden meetellen
en verder
- ben meegeteld
- bent meegeteld
- is meegeteld
- zijn meegeteld
- zijn meegeteld
- zijn meegeteld
diversen
- tel mee!
- telt mee!
- meegeteld
- meetellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze