Dutch
Detailed Translations for min from Dutch to French
min:
-
de min (zoogmoeder)
-
min (niet al te best; matig; zwak; middelmatig; zwakjes; onbeduidend)
-
min (slecht; gemeen; vals)
-
min (minus)
Translation Matrix for min:
Related Words for "min":
Antonyms for "min":
Related Definitions for "min":
Wiktionary Translations for min:
min
Cross Translation:
adverb
min
-
minus, verminderd met (-)
- min → moins
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• min | → moins | ↔ minus — mathematics: less |
• min | → négative; négatif | ↔ minus — negative |
• min | → moins | ↔ minus — on the negative part of a scale |
• min | → strictement négatif | ↔ negative — mathematics: less than zero |
• min | → nourrice | ↔ nurse — person who takes care of other people's young |
• min | → nourrice | ↔ wet nurse — woman hired to suckle another woman's child |
minnen:
-
minnen (beminnen)
aimer; chérir-
aimer verb (aime, aimes, aimons, aimez, aiment, aimais, aimait, aimions, aimiez, aimaient, aimai, aimas, aima, aimâmes, aimâtes, aimèrent, aimerai, aimeras, aimera, aimerons, aimerez, aimeront)
-
chérir verb (chéris, chérit, chérissons, chérissez, chérissent, chérissais, chérissait, chérissions, chérissiez, chérissaient, chérîmes, chérîtes, chérirent, chérirai, chériras, chérira, chérirons, chérirez, chériront)
-
-
minnen (vrijen; de liefde bedrijven; liefkozen; minnekozen; beminnen)
cajoler; câliner; faire l'amour-
cajoler verb (cajole, cajoles, cajolons, cajolez, cajolent, cajolais, cajolait, cajolions, cajoliez, cajolaient, cajolai, cajolas, cajola, cajolâmes, cajolâtes, cajolèrent, cajolerai, cajoleras, cajolera, cajolerons, cajolerez, cajoleront)
-
câliner verb (câline, câlines, câlinons, câlinez, câlinent, câlinais, câlinait, câlinions, câliniez, câlinaient, câlinai, câlinas, câlina, câlinâmes, câlinâtes, câlinèrent, câlinerai, câlineras, câlinera, câlinerons, câlinerez, câlineront)
-
faire l'amour verb
-
Conjugations for minnen:
o.t.t.
- min
- mint
- mint
- minnen
- minnen
- minnen
o.v.t.
- minde
- minde
- minde
- minden
- minden
- minden
v.t.t.
- heb gemind
- hebt gemind
- heeft gemind
- hebben gemind
- hebben gemind
- hebben gemind
v.v.t.
- had gemind
- had gemind
- had gemind
- hadden gemind
- hadden gemind
- hadden gemind
o.t.t.t.
- zal minnen
- zult minnen
- zal minnen
- zullen minnen
- zullen minnen
- zullen minnen
o.v.t.t.
- zou minnen
- zou minnen
- zou minnen
- zouden minnen
- zouden minnen
- zouden minnen
en verder
- ben gemind
- bent gemind
- is gemind
- zijn gemind
- zijn gemind
- zijn gemind
diversen
- min!
- mint!
- gemind
- minnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for minnen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
aimer | beminnen; minnen | beminnen; houden van; lekker vinden; liefhebben; lusten; wensen; willen |
cajoler | beminnen; de liefde bedrijven; liefkozen; minnekozen; minnen; vrijen | knuffelen; knuffen; kozen; liefkozen |
chérir | beminnen; minnen | beminnen; houden van; liefhebben |
câliner | beminnen; de liefde bedrijven; liefkozen; minnekozen; minnen; vrijen | aaien; knuffelen; knuffen; kozen; kroelen; liefkozen; strelen |
faire l'amour | beminnen; de liefde bedrijven; liefkozen; minnekozen; minnen; vrijen | de liefde bedrijven; neuken; paren; sexuele gemeenschap hebben; vrijen |