Dutch

Detailed Translations for morde from Dutch to French

morren:

morren verb (mor, mort, morde, morden, gemord)

  1. morren (over iets mopperen; kankeren; klagen; )
    se plaindre; gronder; râler à propos de quelque chose; grogner; grommeler; rouspéter; protester; bougonner; rouscailler; ronchonner
    • gronder verb (gronde, grondes, grondons, grondez, )
    • grogner verb (grogne, grognes, grognons, grognez, )
    • grommeler verb (grommelle, grommelles, grommelons, grommelez, )
    • rouspéter verb (rouspète, rouspètes, rouspétons, rouspétez, )
    • protester verb (proteste, protestes, protestons, protestez, )
    • bougonner verb (bougonne, bougonnes, bougonnons, bougonnez, )
    • ronchonner verb (ronchonne, ronchonnes, ronchonnons, ronchonnez, )
  2. morren (ontevreden mompelen; murmeren)
    balbutier; bredouiller; bafouiller; baragouiner
    • balbutier verb (balbutie, balbuties, balbutions, balbutiez, )
    • bredouiller verb (bredouille, bredouilles, bredouillons, bredouillez, )
    • bafouiller verb (bafouille, bafouilles, bafouillons, bafouillez, )
    • baragouiner verb (baragouine, baragouines, baragouinons, baragouinez, )

Conjugations for morren:

o.t.t.
  1. mor
  2. mort
  3. mort
  4. morren
  5. morren
  6. morren
o.v.t.
  1. morde
  2. morde
  3. morde
  4. morden
  5. morden
  6. morden
v.t.t.
  1. heb gemord
  2. hebt gemord
  3. heeft gemord
  4. hebben gemord
  5. hebben gemord
  6. hebben gemord
v.v.t.
  1. had gemord
  2. had gemord
  3. had gemord
  4. hadden gemord
  5. hadden gemord
  6. hadden gemord
o.t.t.t.
  1. zal morren
  2. zult morren
  3. zal morren
  4. zullen morren
  5. zullen morren
  6. zullen morren
o.v.t.t.
  1. zou morren
  2. zou morren
  3. zou morren
  4. zouden morren
  5. zouden morren
  6. zouden morren
diversen
  1. mor!
  2. mort!
  3. gemord
  4. morrend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for morren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
bafouiller morren; murmeren; ontevreden mompelen bazelen; lallen; wauwelen
balbutier morren; murmeren; ontevreden mompelen bazelen; hakkelen; haperen; lallen; stamelen; stotteren; wauwelen
baragouiner morren; murmeren; ontevreden mompelen bazelen; brabbelen; kletspraat verkopen; krompraten; lallen; lullen; wauwelen; zeveren; zwammen; zwetsen
bougonner brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen mompelen; op vuur pruttelen; prevelen; pruttelen; reutelen; rochelen; smoren; stoffen; sudderen
bredouiller morren; murmeren; ontevreden mompelen bazelen; hakkelen; haperen; kwijlen; lallen; stamelen; stoethaspelen; stotteren; wauwelen; zeveren
grogner brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen grommen; klagen; knorren; knorrend geluid maken; misnoegen uiten; over iets mopperen
grommeler brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen brommen; grommen; knorren; knorrend geluid maken; mompelen; murmelen; murmeren; op vuur pruttelen; pruttelen; smoren; stoffen; sudderen; zoemen
gronder brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; brullen; fulmineren; grommen; het uitgillen; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; klateren; knallen; knorren; knorrend geluid maken; kwalijk nemen; laken; nadragen; op vuur pruttelen; pruttelen; razen; smoren; stoffen; sudderen; te keer gaan; tekeergaan; terechtwijzen; tieren; uitroepen; uitschreeuwen; vermanen; voor de voeten gooien
protester brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen in tegenspraak zijn met; tegenspreken; weerspreken
ronchonner brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen knorren; knorrend geluid maken; mompelen; prevelen; protesteren; sputteren; tegenpruttelen; tegensputteren
rouscailler brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen
rouspéter brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen foeteren; kankeren; klagen; knorren; knorrend geluid maken; misnoegen uiten; over iets mopperen; protesteren; sputteren; tegenpruttelen; tegensputteren; zeuren
râler à propos de quelque chose brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen
se plaindre brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen bezwaar aantekenen; bezwaar maken; bezwaren; eisen; jammeren; jeremiëren; klagen; reclameren; weeklagen; zeuren; zich beklagen

Wiktionary Translations for morren:

morren
verb
  1. Murmurer entre ses dents quand on est fâché
  2. Traductions à trier suivant le sens
  3. Faire en respirer un bruit rauque causé par l’embarras des bronches. Il se dit particulièrement des agonisants.

Cross Translation:
FromToVia
morren ronchonner; bougonner grumble — to murmur or mutter with discontent