Dutch
Detailed Translations for omhoog schieten from Dutch to French
omhoog schieten:
-
omhoog schieten (uit de grond schieten; opschieten)
pousser vigoureusement; grandir; pousser; surgir-
grandir verb (grandis, grandit, grandissons, grandissez, grandissent, grandissais, grandissait, grandissions, grandissiez, grandissaient, grandîmes, grandîtes, grandirent, grandirai, grandiras, grandira, grandirons, grandirez, grandiront)
-
pousser verb (pousse, pousses, poussons, poussez, poussent, poussais, poussait, poussions, poussiez, poussaient, poussai, poussas, poussa, poussâmes, poussâtes, poussèrent, pousserai, pousseras, poussera, pousserons, pousserez, pousseront)
-
surgir verb (surgis, surgit, surgissons, surgissez, surgissent, surgissais, surgissait, surgissions, surgissiez, surgissaient, surgîmes, surgîtes, surgirent, surgirai, surgiras, surgira, surgirons, surgirez, surgiront)
Conjugations for omhoog schieten:
o.t.t.
- schiet omhoog
- schiet omhoog
- schiet omhoog
- schieten omhoog
- schieten omhoog
- schieten omhoog
o.v.t.
- schoot omhoog
- schoot omhoog
- schoot omhoog
- schoten omhoog
- schoten omhoog
- schoten omhoog
v.t.t.
- ben omhoog geschoten
- bent omhoog geschoten
- is omhoog geschoten
- zijn omhoog geschoten
- zijn omhoog geschoten
- zijn omhoog geschoten
v.v.t.
- was omhoog geschoten
- was omhoog geschoten
- was omhoog geschoten
- waren omhoog geschoten
- waren omhoog geschoten
- waren omhoog geschoten
o.t.t.t.
- zal omhoog schieten
- zult omhoog schieten
- zal omhoog schieten
- zullen omhoog schieten
- zullen omhoog schieten
- zullen omhoog schieten
o.v.t.t.
- zou omhoog schieten
- zou omhoog schieten
- zou omhoog schieten
- zouden omhoog schieten
- zouden omhoog schieten
- zouden omhoog schieten
diversen
- schiet omhoog!
- schiet omhoog!
- omhoog geschoten
- omhoog schietend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze