Dutch
Detailed Translations for omverspringen from Dutch to French
omverspringen:
-
omverspringen (omspringen)
renverser; faire tomber-
renverser verb (renverse, renverses, renversons, renversez, renversent, renversais, renversait, renversions, renversiez, renversaient, renversai, renversas, renversa, renversâmes, renversâtes, renversèrent, renverserai, renverseras, renversera, renverserons, renverserez, renverseront)
-
faire tomber verb
-
Conjugations for omverspringen:
o.t.t.
- spring omver
- springt omver
- springt omver
- springen omver
- springen omver
- springen omver
o.v.t.
- sprong omver
- sprong omver
- sprong omver
- sprongen omver
- sprongen omver
- sprongen omver
v.t.t.
- heb omver gesprongen
- hebt omver gesprongen
- heeft omver gesprongen
- hebben omver gesprongen
- hebben omver gesprongen
- hebben omver gesprongen
v.v.t.
- had omver gesprongen
- had omver gesprongen
- had omver gesprongen
- hadden omver gesprongen
- hadden omver gesprongen
- hadden omver gesprongen
o.t.t.t.
- zal omverspringen
- zult omverspringen
- zal omverspringen
- zullen omverspringen
- zullen omverspringen
- zullen omverspringen
o.v.t.t.
- zou omverspringen
- zou omverspringen
- zou omverspringen
- zouden omverspringen
- zouden omverspringen
- zouden omverspringen
en verder
- ben omver gesprongen
- bent omver gesprongen
- is omver gesprongen
- zijn omver gesprongen
- zijn omver gesprongen
- zijn omver gesprongen
diversen
- spring omver!
- springt omver!
- omver gesprongen
- omver springend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for omverspringen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
faire tomber | omspringen; omverspringen | iemand neerslaan; neerslaan; omduwen; omslaan; omstoten; omverrukken; omverstoten; omvertrekken; onderuithalen; ten val brengen; vloeren; wippen |
renverser | omspringen; omverspringen | amenderen; buitelen; doen buigen; dompen; duikelen; herzien; kantelen; keren; kiepen; modificeren; omblazen; ombuigen; omduwen; omgieten; omgooien; omkeren; omkiepen; omkieperen; omstoten; omver kiepen; omvergooien; omverrijden; omverslaan; omverstoten; omvertrekken; omverwaaien; omverwerpen; omwaaien; omwerken; omwerpen; onderuitgaan; op zijn bek gaan; overheen rijden; overkiepen; overrijden; ten val brengen; ten val komen; teruggaan; vallen; veranderen; wijzigen; wippen |