Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. ontwateren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for ontwater from Dutch to French

ontwateren:

ontwateren verb (ontwater, ontwatert, ontwaterde, ontwaterden, ontwaterd)

  1. ontwateren
    évacuer; faire écouler
    • évacuer verb (évacue, évacues, évacuons, évacuez, )

Conjugations for ontwateren:

o.t.t.
  1. ontwater
  2. ontwatert
  3. ontwatert
  4. ontwateren
  5. ontwateren
  6. ontwateren
o.v.t.
  1. ontwaterde
  2. ontwaterde
  3. ontwaterde
  4. ontwaterden
  5. ontwaterden
  6. ontwaterden
v.t.t.
  1. heb ontwaterd
  2. hebt ontwaterd
  3. heeft ontwaterd
  4. hebben ontwaterd
  5. hebben ontwaterd
  6. hebben ontwaterd
v.v.t.
  1. had ontwaterd
  2. had ontwaterd
  3. had ontwaterd
  4. hadden ontwaterd
  5. hadden ontwaterd
  6. hadden ontwaterd
o.t.t.t.
  1. zal ontwateren
  2. zult ontwateren
  3. zal ontwateren
  4. zullen ontwateren
  5. zullen ontwateren
  6. zullen ontwateren
o.v.t.t.
  1. zou ontwateren
  2. zou ontwateren
  3. zou ontwateren
  4. zouden ontwateren
  5. zouden ontwateren
  6. zouden ontwateren
en verder
  1. is ontwaterd
  2. zijn ontwaterd
diversen
  1. ontwater!
  2. ontwatert!
  3. ontwaterd
  4. ontwaterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ontwateren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
faire écouler ontwateren
évacuer ontwateren afscheiden; aftappen; afvoeren; evacueren; ledigen; leeghalen; leegmaken; leegruimen; legen; lozen; ontruimen; tappen; uithalen; uitscheiden; uitschenken; uitstoten; uitwerpen

Wiktionary Translations for ontwateren:


Cross Translation:
FromToVia
ontwateren déshydrater; essorer drain — Dry out a wet place