Dutch

Detailed Translations for opdracht geven from Dutch to French

opdracht geven:

Conjugations for opdracht geven:

o.t.t.
  1. geef opdracht
  2. geeft opdracht
  3. geeft opdracht
  4. geven opdracht
  5. geven opdracht
  6. geven opdracht
o.v.t.
  1. gaf opdracht
  2. gaf opdracht
  3. gaf opdracht
  4. gaven opdracht
  5. gaven opdracht
  6. gaven opdracht
v.t.t.
  1. heb opdracht gegeven
  2. hebt opdracht gegeven
  3. heeft opdracht gegeven
  4. hebben opdracht gegeven
  5. hebben opdracht gegeven
  6. hebben opdracht gegeven
v.v.t.
  1. had opdracht gegeven
  2. had opdracht gegeven
  3. had opdracht gegeven
  4. hadden opdracht gegeven
  5. hadden opdracht gegeven
  6. hadden opdracht gegeven
o.t.t.t.
  1. zal opdracht geven
  2. zult opdracht geven
  3. zal opdracht geven
  4. zullen opdracht geven
  5. zullen opdracht geven
  6. zullen opdracht geven
o.v.t.t.
  1. zou opdracht geven
  2. zou opdracht geven
  3. zou opdracht geven
  4. zouden opdracht geven
  5. zouden opdracht geven
  6. zouden opdracht geven
diversen
  1. geef opdracht!
  2. geeft opdracht!
  3. opdracht gegeven
  4. opdracht gevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opdracht geven:

VerbRelated TranslationsOther Translations
assigner une charge à qn opdracht geven
charger qn de faire qc opdracht geven
charger une personne de quelque chose instructie geven; instrueren; opdracht geven; opdragen
confier à qn une mission opdracht geven
confier à qn une tâche opdracht geven
donner charge de instructie geven; instrueren; opdracht geven; opdragen
instruer instructie geven; instrueren; opdracht geven; opdragen
investir qn d'un mandat opdracht geven
mandater qn opdracht geven

Wiktionary Translations for opdracht geven:

opdracht geven

Related Translations for opdracht geven