Dutch
Detailed Translations for opvrijen from Dutch to French
opvrijen:
-
opvrijen
Conjugations for opvrijen:
o.t.t.
- vrij op
- vrijt op
- vrijt op
- vrijen op
- vrijen op
- vrijen op
o.v.t.
- vree op
- vree op
- vree op
- vreën op
- vreën op
- vreën op
v.t.t.
- heb opgevreën
- hebt opgevreën
- heeft opgevreën
- hebben opgevreën
- hebben opgevreën
- hebben opgevreën
v.v.t.
- had opgevreën
- had opgevreën
- had opgevreën
- hadden opgevreën
- hadden opgevreën
- hadden opgevreën
o.t.t.t.
- zal opvrijen
- zult opvrijen
- zal opvrijen
- zullen opvrijen
- zullen opvrijen
- zullen opvrijen
o.v.t.t.
- zou opvrijen
- zou opvrijen
- zou opvrijen
- zouden opvrijen
- zouden opvrijen
- zouden opvrijen
en verder
- ben opgevreën
- bent opgevreën
- is opgevreën
- zijn opgevreën
- zijn opgevreën
- zijn opgevreën
diversen
- vrij op!
- vrijt op!
- opgevreën
- opvrijend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for opvrijen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
exciter | aanmoedigen; aanvuren; stimuleren; toejuichen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
exciter | opvrijen | aanblazen; aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; animeren; bemoedigen; bezielen; iets aanstoken; instigeren; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; oppoken; opporren; opruien; opstoken; opwekken; opwinden; poken; porren; prikkelen; provoceren; stimuleren; stoken; toejuichen; toemoedigen |