Dutch
Detailed Translations for overschenken from Dutch to French
overschenken:
-
overschenken (overgieten; overstorten)
transvaser; verser-
transvaser verb (transvase, transvases, transvasons, transvasez, transvasent, transvasais, transvasait, transvasions, transvasiez, transvasaient, transvasai, transvasas, transvasa, transvasâmes, transvasâtes, transvasèrent, transvaserai, transvaseras, transvasera, transvaserons, transvaserez, transvaseront)
-
verser verb (verse, verses, versons, versez, versent, versais, versait, versions, versiez, versaient, versai, versas, versa, versâmes, versâtes, versèrent, verserai, verseras, versera, verserons, verserez, verseront)
-
Conjugations for overschenken:
o.t.t.
- overschenk
- overschenkt
- overschenkt
- overschenken
- overschenken
- overschenken
o.v.t.
- overschonk
- overschonk
- overschonk
- overschonken
- overschonken
- overschonken
v.t.t.
- heb overschonken
- hebt overschonken
- heeft overschonken
- hebben overschonken
- hebben overschonken
- hebben overschonken
v.v.t.
- had overschonken
- had overschonken
- had overschonken
- hadden overschonken
- hadden overschonken
- hadden overschonken
o.t.t.t.
- zal overschenken
- zult overschenken
- zal overschenken
- zullen overschenken
- zullen overschenken
- zullen overschenken
o.v.t.t.
- zou overschenken
- zou overschenken
- zou overschenken
- zouden overschenken
- zouden overschenken
- zouden overschenken
diversen
- overschenk!
- overschenkt!
- overschonken
- overschenkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for overschenken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
transvaser | overgieten; overschenken; overstorten | overhevelen; overtappen |
verser | overgieten; overschenken; overstorten | bijstorten; binnen gieten; cadeau doen; cadeau geven; deponeren; distribueren; doneren; geld overmaken; geven; gieten; gieten op; iemand iets toedienen; ingeven; ledigen; leegdrinken; leeggieten; leegmaken; op rekening storten; opdrinken; opgieten; overboeken; overschrijven; overzenden; ronddelen; schenken; storten; uitdrinken; uitgieten; uitkeren; uitreiken; uitschenken; uitstorten; verdelen; vergieten; verstrekken |