Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. plaats maken:


Dutch

Detailed Translations for plaats maken from Dutch to French

plaats maken:

plaats maken verb (maak plaats, maakt plaats, maakte plaats, maakten plaats, plaats gemaakt)

  1. plaats maken (verplaatsen; opschuiven; verzetten)
    déplacer; repousser; pousser
    • déplacer verb (déplace, déplaces, déplaçons, déplacez, )
    • repousser verb (repousse, repousses, repoussons, repoussez, )
    • pousser verb (pousse, pousses, poussons, poussez, )

Conjugations for plaats maken:

o.t.t.
  1. maak plaats
  2. maakt plaats
  3. maakt plaats
  4. maken plaats
  5. maken plaats
  6. maken plaats
o.v.t.
  1. maakte plaats
  2. maakte plaats
  3. maakte plaats
  4. maakten plaats
  5. maakten plaats
  6. maakten plaats
v.t.t.
  1. heb plaats gemaakt
  2. hebt plaats gemaakt
  3. heeft plaats gemaakt
  4. hebben plaats gemaakt
  5. hebben plaats gemaakt
  6. hebben plaats gemaakt
v.v.t.
  1. had plaats gemaakt
  2. had plaats gemaakt
  3. had plaats gemaakt
  4. hadden plaats gemaakt
  5. hadden plaats gemaakt
  6. hadden plaats gemaakt
o.t.t.t.
  1. zal plaats maken
  2. zult plaats maken
  3. zal plaats maken
  4. zullen plaats maken
  5. zullen plaats maken
  6. zullen plaats maken
o.v.t.t.
  1. zou plaats maken
  2. zou plaats maken
  3. zou plaats maken
  4. zouden plaats maken
  5. zouden plaats maken
  6. zouden plaats maken
diversen
  1. maak plaats!
  2. maakt plaats!
  3. plaats gemaakt
  4. plaats makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for plaats maken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
déplacer opschuiven; plaats maken; verplaatsen; verzetten disloqueren; iets verplaatsen; overplaatsen; overzetten; roeren; standplaats veranderen; transponeren; transporteren; verleggen; verplaatsen; verrijden; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten
pousser opschuiven; plaats maken; verplaatsen; verzetten aandrijven; aandringen; aanduwen; aanhouden; aansporen; aanstoten; aanzwiepen; afschrikken; agiteren; bang maken; dringen; duwen; gedijen; gisten; groeien; groot worden; in beroering brengen; kiemen; omhoog schieten; omroeren; ontkiemen; ontspringen; ontspruiten; ontstaan uit; op iets aandringen; opdrijven; opdringen; opduwen; openstoten; opgroeien; opkrikken; oppoken; opschieten; opschroeven; opstoken; opwekken; prikkelen; roeren; schuiven; stimuleren; tieren; uit de grond schieten; uit de kiem te voorschijn komen; uitbotten; uitkomen; uitlopen; veel doen stijgen; verderhelpen; verschrikken; voortdrijven; voortduwen; voortjagen; voortkomen uit; voortschuiven; vooruitbrengen; vooruitduwen; vooruithelpen; wassen; wegjagen
repousser opschuiven; plaats maken; verplaatsen; verzetten abstineren; afduwen; afhouden; afketsen; afkeuren; afnemen; afschepen; afschrikken; afslaan; afstemmen; afweren; afwijzen; afwimpelen; afzonderen; bang maken; bedanken; buitensluiten; ecarteren; evacueren; laten passeren; leegruimen; lichten; onthouden; ontruimen; opduwen; opschorten; opschuiven; rekken; schuivend verplaatsen; terugdrijven; terugdringen; terughouden; terugwijzen; uitsluiten; uitstellen; verdedigen; verplaatsen; verschrikken; verschuiven; versmaden; verstoten; vertragen; vervreemden; verweren; verwerpen; verwijderen; voor zich uitschuiven; wegbrengen; wegdoen; wegdringen; wegdrukken; wegduwen; weghalen; wegnemen; wegschuiven; wegstemmen; wegsturen; wegwerken; weren

Related Translations for plaats maken