Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. ponsen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for ponsten from Dutch to French

ponsen:

ponsen verb (pons, ponst, ponste, ponsten, geponst)

  1. ponsen (stansen; doorponsen)
    poinçonner; étamper; perforer
    • poinçonner verb (poinçonne, poinçonnes, poinçonnons, poinçonnez, )
    • étamper verb (étampe, étampes, étampons, étampez, )
    • perforer verb (perfore, perfores, perforons, perforez, )

Conjugations for ponsen:

o.t.t.
  1. pons
  2. ponst
  3. ponst
  4. ponsen
  5. ponsen
  6. ponsen
o.v.t.
  1. ponste
  2. ponste
  3. ponste
  4. ponsten
  5. ponsten
  6. ponsten
v.t.t.
  1. heb geponst
  2. hebt geponst
  3. heeft geponst
  4. hebben geponst
  5. hebben geponst
  6. hebben geponst
v.v.t.
  1. had geponst
  2. had geponst
  3. had geponst
  4. hadden geponst
  5. hadden geponst
  6. hadden geponst
o.t.t.t.
  1. zal ponsen
  2. zult ponsen
  3. zal ponsen
  4. zullen ponsen
  5. zullen ponsen
  6. zullen ponsen
o.v.t.t.
  1. zou ponsen
  2. zou ponsen
  3. zou ponsen
  4. zouden ponsen
  5. zouden ponsen
  6. zouden ponsen
diversen
  1. pons!
  2. ponst!
  3. geponst
  4. ponsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ponsen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
perforer doorponsen; ponsen; stansen aanboren; boren; doorboren; doordringen; doorsteken; erdoor steken; gaatjes maken in; penetreren; perforeren
poinçonner doorponsen; ponsen; stansen
étamper doorponsen; ponsen; stansen

Related Words for "ponsen":


Wiktionary Translations for ponsen:

ponsen
verb
  1. gaten in iets (vaak papier of metaal) maken door middel van een pons
ponsen
verb
  1. Traverser en faisant un trou, une ouverture. (Sens général).