Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. prenten:


Dutch

Detailed Translations for prentte from Dutch to French

prenten:

prenten verb (prent, prentte, prentten, geprent)

  1. prenten
    imprimer; tirer
    • imprimer verb (imprime, imprimes, imprimons, imprimez, )
    • tirer verb (tire, tires, tirons, tirez, )

Conjugations for prenten:

o.t.t.
  1. prent
  2. prent
  3. prent
  4. prenten
  5. prenten
  6. prenten
o.v.t.
  1. prentte
  2. prentte
  3. prentte
  4. prentten
  5. prentten
  6. prentten
v.t.t.
  1. heb geprent
  2. hebt geprent
  3. heeft geprent
  4. hebben geprent
  5. hebben geprent
  6. hebben geprent
v.v.t.
  1. had geprent
  2. had geprent
  3. had geprent
  4. hadden geprent
  5. hadden geprent
  6. hadden geprent
o.t.t.t.
  1. zal prenten
  2. zult prenten
  3. zal prenten
  4. zullen prenten
  5. zullen prenten
  6. zullen prenten
o.v.t.t.
  1. zou prenten
  2. zou prenten
  3. zou prenten
  4. zouden prenten
  5. zouden prenten
  6. zouden prenten
diversen
  1. prent!
  2. prent!
  3. geprent
  4. prentend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for prenten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
imprimer prenten bedrukken; boekdrukken; opdrukken; overdrukken; printen
tirer prenten aantrekken; afschieten; aftrekken; afvuren; dichttrekken; getallen van elkaar aftrekken; naar beneden schieten; neerhalen; neersabelen; omhoogtrekken; opentrekken; schieten; schoten lossen; sleuren; trekken; van het lijf trekken; voorttrekken; vuren; zich omhoogtrekken; zich optrekken aan

Related Words for "prenten":


External Machine Translations: