Noun | Related Translations | Other Translations |
concision
|
puntig zijn; puntigheid; scherpheid; scherpte; spitsheid
|
beknoptheid; bondigheid; kernachtigheid; kortheid
|
esprit d'à-propos
|
puntig zijn; puntigheid; scherpheid; scherpte; spitsheid
|
adremheid; bijdehandheid; geslepenheid; gevatheid; gewiekstheid; scherpheid; scherpte; scherpzinnigheid; schranderheid; snedigheid; spitsheid; spitsvondigheid
|
pertinence
|
puntig zijn; puntigheid; scherpheid; scherpte; spitsheid
|
geslepenheid; gewiekstheid; relevantie; toepasbaarheid; toepasselijkheid; treffendheid
|
pointe aiguë
|
puntig zijn; puntigheid; scherpheid; scherpte; spitsheid
|
geslepenheid; gewiekstheid; scherpheid; scherpte; scherpzinnigheid; schranderheid; spitsheid; spitsvondigheid
|
promptitude à la riposte
|
puntig zijn; puntigheid; scherpheid; scherpte; spitsheid
|
adremheid; bijdehandheid; geslepenheid; gevatheid; gewiekstheid; scherpheid; scherpte; scherpzinnigheid; schranderheid; snedigheid; spitsheid; spitsvondigheid
|
tranchant
|
puntig zijn; puntigheid; scherpheid; scherpte; spitsheid
|
geslepenheid; gewiekstheid; snijvlak
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
tranchant
|
|
adrem; bijdehand; fel; gekarteld; getand; gevat; hanig; messcherp; pinnig; raak; scherp; scherpgerand; snedig; snibbig; vinnig; vlijmend; vlijmscherp
|