Dutch

Detailed Translations for ramde from Dutch to French

ramde form of rammen:

rammen verb (ram, ramt, ramde, ramden, geramd)

  1. rammen (beuken)
    tabasser; frapper; donner des coups de marteau; cogner; travailler au marteau; battre; taper; marteler; tamponner
    • tabasser verb (tabasse, tabasses, tabassons, tabassez, )
    • frapper verb (frappe, frappes, frappons, frappez, )
    • cogner verb (cogne, cognes, cognons, cognez, )
    • battre verb (bats, bat, battons, battez, )
    • taper verb (tape, tapes, tapons, tapez, )
    • marteler verb (martèle, martèles, martelons, martelez, )
    • tamponner verb (tamponne, tamponnes, tamponnons, tamponnez, )
  2. rammen (bonken; slaan; hameren)
    battre; frapper; donner des coups de marteau; se heurter contre; heurter; cogner; enfoncer à coups de bélier; marteler; taper; éperonner; tabasser; tamponner
    • battre verb (bats, bat, battons, battez, )
    • frapper verb (frappe, frappes, frappons, frappez, )
    • heurter verb (heurte, heurtes, heurtons, heurtez, )
    • cogner verb (cogne, cognes, cognons, cognez, )
    • marteler verb (martèle, martèles, martelons, martelez, )
    • taper verb (tape, tapes, tapons, tapez, )
    • éperonner verb (éperonne, éperonnes, éperonnons, éperonnez, )
    • tabasser verb (tabasse, tabasses, tabassons, tabassez, )
    • tamponner verb (tamponne, tamponnes, tamponnons, tamponnez, )
  3. rammen (stompen; hengsten)
    cogner; gourmer; frapper; taper
    • cogner verb (cogne, cognes, cognons, cognez, )
    • gourmer verb
    • frapper verb (frappe, frappes, frappons, frappez, )
    • taper verb (tape, tapes, tapons, tapez, )

Conjugations for rammen:

o.t.t.
  1. ram
  2. ramt
  3. ramt
  4. rammen
  5. rammen
  6. rammen
o.v.t.
  1. ramde
  2. ramde
  3. ramde
  4. ramden
  5. ramden
  6. ramden
v.t.t.
  1. heb geramd
  2. hebt geramd
  3. heeft geramd
  4. hebben geramd
  5. hebben geramd
  6. hebben geramd
v.v.t.
  1. had geramd
  2. had geramd
  3. had geramd
  4. hadden geramd
  5. hadden geramd
  6. hadden geramd
o.t.t.t.
  1. zal rammen
  2. zult rammen
  3. zal rammen
  4. zullen rammen
  5. zullen rammen
  6. zullen rammen
o.v.t.t.
  1. zou rammen
  2. zou rammen
  3. zou rammen
  4. zouden rammen
  5. zouden rammen
  6. zouden rammen
en verder
  1. ben geramd
  2. bent geramd
  3. is geramd
  4. zijn geramd
  5. zijn geramd
  6. zijn geramd
diversen
  1. ram!
  2. ramt!
  3. geramd
  4. rammend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for rammen:

NounRelated TranslationsOther Translations
battre afbeuken
VerbRelated TranslationsOther Translations
battre beuken; bonken; hameren; rammen; slaan aankloppen; aantikken; afkloppen; bekampen; beroeren; bestrijden; bevechten; hameren; hard slaan; hengsten; karnen; klakken; klapperen; kleppen; kloppen; kloppen met een hamer; klutsen; meppen; omroeren; raken; roeren; slaan; tikken; timmeren; treffen
cogner beuken; bonken; hameren; hengsten; rammen; slaan; stompen aankloppen; aanrijden; aantikken; botsen; hard slaan; hengsten; kloppen; meppen; op elkaar knallen; op elkaar stoten; slaan; stoten op; tikken; timmeren
donner des coups de marteau beuken; bonken; hameren; rammen; slaan hameren; kloppen met een hamer
enfoncer à coups de bélier bonken; hameren; rammen; slaan
frapper beuken; bonken; hameren; hengsten; rammen; slaan; stompen aankloppen; aantikken; een klap geven; een oplawaai geven; frapperen; hameren; hard slaan; hengsten; kloppen; kloppen met een hamer; meppen; slaan; tikken; timmeren
gourmer hengsten; rammen; stompen
heurter bonken; hameren; rammen; slaan aankloppen; aanrijden; aanstoot geven; aantikken; aanvaren; bonzen; botsen; choqueren; hard slaan; hengsten; ketsen; kloppen; luiden; meppen; op elkaar knallen; op elkaar stoten; opbotsen; schokken; shockeren; slaan; stoten op; tikken; timmeren
marteler beuken; bonken; hameren; rammen; slaan accentueren; benadrukken
se heurter contre bonken; hameren; rammen; slaan
tabasser beuken; bonken; hameren; rammen; slaan aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; bakkeleien; duelleren; in elkaar timmeren; kampen; kleunen; knokken; knuppelen; matten; ranselen; toetakelen; vechten
tamponner beuken; bonken; hameren; rammen; slaan afbetten; afstempelen; betten; bevochtigen; bufferen; deppen; stempel opdrukken; stempel zetten; stempelen
taper beuken; bonken; hameren; hengsten; rammen; slaan; stompen aankloppen; aantikken; dichten; dichtmaken; dichtstoppen; hameren; hard slaan; hengsten; kloppen; kloppen met een hamer; machineschrijven; meppen; slaan; stoppen; tikken; timmeren; typen
travailler au marteau beuken; rammen
éperonner bonken; hameren; rammen; slaan aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanzetten; aanzetten tot; animeren; iemand motiveren; instigeren; opjutten; porren; prikkelen; provoceren; stimuleren

Related Words for "rammen":

  • ram

Wiktionary Translations for rammen:


Cross Translation:
FromToVia
rammen éperonner ram — intentionally collide with (a ship)