Dutch

Detailed Translations for smaal from Dutch to French

smalen:

smalen verb (smaal, smaalt, smaalde, smaalden, gesmaald)

  1. smalen (smaden)
    insulter; outrager; ridiculiser; railler; se moquer de; rendre ridicule; tourner en dérision; tourner au ridicule
    • insulter verb (insulte, insultes, insultons, insultez, )
    • outrager verb (outrage, outrages, outrageons, outragez, )
    • ridiculiser verb (ridiculise, ridiculises, ridiculisons, ridiculisez, )
    • railler verb (raille, railles, raillons, raillez, )

Conjugations for smalen:

o.t.t.
  1. smaal
  2. smaalt
  3. smaalt
  4. smalen
  5. smalen
  6. smalen
o.v.t.
  1. smaalde
  2. smaalde
  3. smaalde
  4. smaalden
  5. smaalden
  6. smaalden
v.t.t.
  1. heb gesmaald
  2. hebt gesmaald
  3. heeft gesmaald
  4. hebben gesmaald
  5. hebben gesmaald
  6. hebben gesmaald
v.v.t.
  1. had gesmaald
  2. had gesmaald
  3. had gesmaald
  4. hadden gesmaald
  5. hadden gesmaald
  6. hadden gesmaald
o.t.t.t.
  1. zal smalen
  2. zult smalen
  3. zal smalen
  4. zullen smalen
  5. zullen smalen
  6. zullen smalen
o.v.t.t.
  1. zou smalen
  2. zou smalen
  3. zou smalen
  4. zouden smalen
  5. zouden smalen
  6. zouden smalen
en verder
  1. ben gesmaald
  2. bent gesmaald
  3. is gesmaald
  4. zijn gesmaald
  5. zijn gesmaald
  6. zijn gesmaald
diversen
  1. smaal!
  2. smaalt!
  3. gesmaald
  4. smalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for smalen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
insulter smaden; smalen afgeven op; belasteren; beledigen; beschimpen; donderen; foeteren; fulmineren; grieven; ketteren; krenken; kwaadspreken; kwetsen; lasteren; pijn doen; razen; schamperen; schelden; schelden op; smaden; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uit de slof schieten; uitjouwen; uitmaken voor; uitschelden; uitvaren; zeer doen
outrager smaden; smalen
railler smaden; smalen belachelijk maken; bespotten; de draak steken; de spot drijven; ironiseren; schamperen; spotten
rendre ridicule smaden; smalen belachelijk maken; bespotten; de draak steken; de spot drijven; ironiseren; schamperen; spotten
ridiculiser smaden; smalen belachelijk maken; bespotten; de draak steken; de spot drijven; ironiseren; schamperen; spotten
se moquer de smaden; smalen belachelijk maken; bespotten; de draak steken; de spot drijven; ironiseren; schamperen; spotten; uitlachen
tourner au ridicule smaden; smalen belachelijk maken; bespotten; de spot drijven; ironiseren; schamperen
tourner en dérision smaden; smalen belachelijk maken; bespotten; de draak steken; de spot drijven; ironiseren; schamperen; spotten