Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. stommelen:


Dutch

Detailed Translations for stommelen from Dutch to French

stommelen:

stommelen verb (stommel, stommelt, stommelde, stommelden, gestommeld)

  1. stommelen

Conjugations for stommelen:

o.t.t.
  1. stommel
  2. stommelt
  3. stommelt
  4. stommelen
  5. stommelen
  6. stommelen
o.v.t.
  1. stommelde
  2. stommelde
  3. stommelde
  4. stommelden
  5. stommelden
  6. stommelden
v.t.t.
  1. heb gestommeld
  2. hebt gestommeld
  3. heeft gestommeld
  4. hebben gestommeld
  5. hebben gestommeld
  6. hebben gestommeld
v.v.t.
  1. had gestommeld
  2. had gestommeld
  3. had gestommeld
  4. hadden gestommeld
  5. hadden gestommeld
  6. hadden gestommeld
o.t.t.t.
  1. zal stommelen
  2. zult stommelen
  3. zal stommelen
  4. zullen stommelen
  5. zullen stommelen
  6. zullen stommelen
o.v.t.t.
  1. zou stommelen
  2. zou stommelen
  3. zou stommelen
  4. zouden stommelen
  5. zouden stommelen
  6. zouden stommelen
en verder
  1. ben gestommeld
  2. bent gestommeld
  3. is gestommeld
  4. zijn gestommeld
  5. zijn gestommeld
  6. zijn gestommeld
diversen
  1. stommel!
  2. stommelt!
  3. gestommeld
  4. stommelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for stommelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
faire un bruit sourd stommelen