Dutch
Detailed Translations for supplementeren from Dutch to French
supplementeren:
supplementeren verb (supplementeer, supplementeert, supplementeerde, supplementeerden, gesupplementeerd)
-
supplementeren
supplémenter-
supplémenter verb (supplémente, supplémentes, supplémentons, supplémentez, supplémentent, supplémentais, supplémentait, supplémentions, supplémentiez, supplémentaient, supplémentai, supplémentas, supplémenta, supplémentâmes, supplémentâtes, supplémentèrent, supplémenterai, supplémenteras, supplémentera, supplémenterons, supplémenterez, supplémenteront)
-
Conjugations for supplementeren:
o.t.t.
- supplementeer
- supplementeert
- supplementeert
- supplementeren
- supplementeren
- supplementeren
o.v.t.
- supplementeerde
- supplementeerde
- supplementeerde
- supplementeerden
- supplementeerden
- supplementeerden
v.t.t.
- heb gesupplementeerd
- hebt gesupplementeerd
- heeft gesupplementeerd
- hebben gesupplementeerd
- hebben gesupplementeerd
- hebben gesupplementeerd
v.v.t.
- had gesupplementeerd
- had gesupplementeerd
- had gesupplementeerd
- hadden gesupplementeerd
- hadden gesupplementeerd
- hadden gesupplementeerd
o.t.t.t.
- zal supplementeren
- zult supplementeren
- zal supplementeren
- zullen supplementeren
- zullen supplementeren
- zullen supplementeren
o.v.t.t.
- zou supplementeren
- zou supplementeren
- zou supplementeren
- zouden supplementeren
- zouden supplementeren
- zouden supplementeren
en verder
- ben gesupplementeerd
- bent gesupplementeerd
- is gesupplementeerd
- zijn gesupplementeerd
- zijn gesupplementeerd
- zijn gesupplementeerd
diversen
- supplementeer!
- supplementeert!
- gesupplementeerd
- supplementerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for supplementeren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
supplémenter | supplementeren | afmaken; completeren; perfectioneren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien |
Wiktionary Translations for supplementeren:
supplementeren
verb