Noun | Related Translations | Other Translations |
lambin
|
hannes; sijsjeslijmer; slak; sukkel; talmer; teut; treuzel; treuzelaar; treuzelkous
|
druil; geitenbreier; lammeling; lamzak; lanterfanter; lapzwans; leegloper; lijntrekker; nietsnut; slampamper; slapkous; slome; treuzelaar; zoutzak
|
lambine
|
talmster; teut; treuzel; treuzelares
|
|
retardataire
|
hannes; sijsjeslijmer; slak; sukkel; talmer; teut; treuzel; treuzelaar; treuzelkous
|
achterblijver; achtergeblevene; laatkomer; telaatkomer; uitvaller
|
tire-au-flanc
|
hannes; sijsjeslijmer; slak; sukkel; talmer; teut; treuzel; treuzelaar; treuzelkous
|
drukster; lijntrekster
|
traînard
|
hannes; sijsjeslijmer; slak; sukkel; talmer; teut; treuzel; treuzelaar; treuzelkous
|
achterblijver; achtergeblevene; draler; drukster; lijntrekster; slome; treuzelaar; uitvaller; zoutzak
|
traînarde
|
talmster; teut; treuzel; treuzelares
|
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
enivré
|
aangeschoten; beneveld; beschonken; teut; tipsy
|
|
gris
|
aangeschoten; beneveld; beschonken; teut; tipsy
|
beschonken; bezopen; blank; bleek; boosaardig; dronken; druilerig; flodderig; grauw; grauwkleurig; grijs; grijsharig; halfdronken; kleurloos; ladderzat; laveloos; miezerig; mistroostig; morsig; ongekleurd; ranzig; slobberig; slodderig; slonzig; slordig; smerig; smoordronken; somber; stomdronken; straalbezopen; toeter; triest; troosteloos; vaal; vies; viezig; voddig; vreugdeloos; vuil; vuil grijs; vunzig; zat
|
lambin
|
|
aarzelend; besluitloos; dralend; langzaam; leuterig; slepend; talmend; traag; treuzelachtig; treuzelend; weifelend
|
pompette
|
aangeschoten; beneveld; beschonken; teut; tipsy
|
|
pris de vin
|
aangeschoten; beneveld; beschonken; teut; tipsy
|
aangeschoten; beneveld; beschonken; dronken
|
traînard
|
|
langzaam; sloom; traag
|
un peu ivre
|
aangeschoten; beneveld; beschonken; teut; tipsy
|
|
éméché
|
aangeschoten; beneveld; beschonken; teut; tipsy
|
beschonken; bezopen; dronken; ladderzat; zat
|