Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. toegaan:


Dutch

Detailed Translations for toegaan from Dutch to French

toegaan:

toegaan verb (ga toe, gaat toe, ging toe, gingen toe, toegegaan)

  1. toegaan

Conjugations for toegaan:

o.t.t.
  1. ga toe
  2. gaat toe
  3. gaat toe
  4. gaan toe
  5. gaan toe
  6. gaan toe
o.v.t.
  1. ging toe
  2. ging toe
  3. ging toe
  4. gingen toe
  5. gingen toe
  6. gingen toe
v.t.t.
  1. ben toegegaan
  2. bent toegegaan
  3. is toegegaan
  4. zijn toegegaan
  5. zijn toegegaan
  6. zijn toegegaan
v.v.t.
  1. was toegegaan
  2. was toegegaan
  3. was toegegaan
  4. waren toegegaan
  5. waren toegegaan
  6. waren toegegaan
o.t.t.t.
  1. zal toegaan
  2. zult toegaan
  3. zal toegaan
  4. zullen toegaan
  5. zullen toegaan
  6. zullen toegaan
o.v.t.t.
  1. zou toegaan
  2. zou toegaan
  3. zou toegaan
  4. zouden toegaan
  5. zouden toegaan
  6. zouden toegaan
diversen
  1. ga toe!
  2. gat toe!
  3. toegegaan
  4. toegaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for toegaan:

NounRelated TranslationsOther Translations
se passer plaatsvinden
VerbRelated TranslationsOther Translations
se passer toegaan aflopen; gebeuren; geschieden; passeren; plaats hebben; plaats vinden; plaatshebben; plaatsvinden; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan; voordoen; voorkomen; voorvallen; zich voordoen
se produire toegaan acteren; een rol vertolken; gebeuren; geschieden; komedie spelen; optreden; passeren; performen; plaats hebben; plaats vinden; plaatsvinden; spelen; toneelspelen; voordoen; voorvallen; zich aanstellen