Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. treden:


Dutch

Detailed Translations for treed from Dutch to French

treden:

treden verb (treed, treedt, treedde, treedden, getreden)

  1. treden
    aller
    • aller verb (vais, vas, va, allons, )

Conjugations for treden:

o.t.t.
  1. treed
  2. treedt
  3. treedt
  4. treden
  5. treden
  6. treden
o.v.t.
  1. treedde
  2. treedde
  3. treedde
  4. treedden
  5. treedden
  6. treedden
v.t.t.
  1. heb getreden
  2. hebt getreden
  3. heeft getreden
  4. hebben getreden
  5. hebben getreden
  6. hebben getreden
v.v.t.
  1. had getreden
  2. had getreden
  3. had getreden
  4. hadden getreden
  5. hadden getreden
  6. hadden getreden
o.t.t.t.
  1. zal treden
  2. zult treden
  3. zal treden
  4. zullen treden
  5. zullen treden
  6. zullen treden
o.v.t.t.
  1. zou treden
  2. zou treden
  3. zou treden
  4. zouden treden
  5. zouden treden
  6. zouden treden
en verder
  1. ben getreden
  2. bent getreden
  3. is getreden
  4. zijn getreden
  5. zijn getreden
  6. zijn getreden
diversen
  1. treed!
  2. treedt!
  3. getreden
  4. tredend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

treden [de ~] noun, plural

  1. de treden (voetstappen; stappen; passen; schreden)
    la marches; le pas; la démarches

Translation Matrix for treden:

NounRelated TranslationsOther Translations
aller enkele reis; heenrit; heenvlucht; heenweg; vliegreis heen
démarches passen; schreden; stappen; treden; voetstappen
marches passen; schreden; stappen; treden; voetstappen
pas passen; schreden; stappen; treden; voetstappen hoefgetrappel; hoefslag; pas; schrede; stap; tekenbreedte; tred; voetstap
VerbRelated TranslationsOther Translations
aller treden gaan; heenrijden; zich begeven; zullen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
pas niet

Related Words for "treden":


Related Definitions for "treden":

  1. stappen of lopen1
    • hij trad langzaam naar voren1