Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. uitdossen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for uitdossen from Dutch to French

uitdossen:

uitdossen verb (dos uit, dost uit, doste uit, dosten uit, uitgedost)

  1. uitdossen (optutten; opdirken; opdoffen)

Conjugations for uitdossen:

o.t.t.
  1. dos uit
  2. dost uit
  3. dost uit
  4. dossen uit
  5. dossen uit
  6. dossen uit
o.v.t.
  1. doste uit
  2. doste uit
  3. doste uit
  4. dosten uit
  5. dosten uit
  6. dosten uit
v.t.t.
  1. heb uitgedost
  2. hebt uitgedost
  3. heeft uitgedost
  4. hebben uitgedost
  5. hebben uitgedost
  6. hebben uitgedost
v.v.t.
  1. had uitgedost
  2. had uitgedost
  3. had uitgedost
  4. hadden uitgedost
  5. hadden uitgedost
  6. hadden uitgedost
o.t.t.t.
  1. zal uitdossen
  2. zult uitdossen
  3. zal uitdossen
  4. zullen uitdossen
  5. zullen uitdossen
  6. zullen uitdossen
o.v.t.t.
  1. zou uitdossen
  2. zou uitdossen
  3. zou uitdossen
  4. zouden uitdossen
  5. zouden uitdossen
  6. zouden uitdossen
en verder
  1. ben uitgedost
  2. bent uitgedost
  3. is uitgedost
  4. zijn uitgedost
  5. zijn uitgedost
  6. zijn uitgedost
diversen
  1. dos uit!
  2. dost uit!
  3. uitgedost
  4. uitdossend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitdossen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
se bichonner opdirken; opdoffen; optutten; uitdossen opdoffen; zich opdirken
se pomponner opdirken; opdoffen; optutten; uitdossen opdoffen; zich opdirken

Related Definitions for "uitdossen":

  1. je feestelijk en opvallend kleden1
    • zij heeft zich prachtig uitgedost voor het feest1

Wiktionary Translations for uitdossen:

uitdossen
verb
  1. iemand op opvallende wijze kleden
uitdossen
Cross Translation:
FromToVia
uitdossen revêtir; enfiler; mettre don — put on clothes

Related Translations for uitdossen