Dutch
Detailed Translations for uitdossen from Dutch to French
uitdossen:
Conjugations for uitdossen:
o.t.t.
- dos uit
- dost uit
- dost uit
- dossen uit
- dossen uit
- dossen uit
o.v.t.
- doste uit
- doste uit
- doste uit
- dosten uit
- dosten uit
- dosten uit
v.t.t.
- heb uitgedost
- hebt uitgedost
- heeft uitgedost
- hebben uitgedost
- hebben uitgedost
- hebben uitgedost
v.v.t.
- had uitgedost
- had uitgedost
- had uitgedost
- hadden uitgedost
- hadden uitgedost
- hadden uitgedost
o.t.t.t.
- zal uitdossen
- zult uitdossen
- zal uitdossen
- zullen uitdossen
- zullen uitdossen
- zullen uitdossen
o.v.t.t.
- zou uitdossen
- zou uitdossen
- zou uitdossen
- zouden uitdossen
- zouden uitdossen
- zouden uitdossen
en verder
- ben uitgedost
- bent uitgedost
- is uitgedost
- zijn uitgedost
- zijn uitgedost
- zijn uitgedost
diversen
- dos uit!
- dost uit!
- uitgedost
- uitdossend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for uitdossen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
se bichonner | opdirken; opdoffen; optutten; uitdossen | opdoffen; zich opdirken |
se pomponner | opdirken; opdoffen; optutten; uitdossen | opdoffen; zich opdirken |
Related Definitions for "uitdossen":
Wiktionary Translations for uitdossen:
uitdossen
uitdossen
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• uitdossen | → revêtir; enfiler; mettre | ↔ don — put on clothes |