Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. uitgegleden:
  2. uitglijden:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for uitgegleden from Dutch to French

uitgegleden:

uitgegleden adj

  1. uitgegleden (geslipt)

Translation Matrix for uitgegleden:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
dérapé geslipt; uitgegleden
glissé geslipt; uitgegleden weggeslipt

uitgegleden form of uitglijden:

uitglijden verb (glij uit, glijt uit, glee uit, gleeen uit, uitgegleden)

  1. uitglijden (slippen)
    glisser; déraper
    • glisser verb (glisse, glisses, glissons, glissez, )
    • déraper verb (dérape, dérapes, dérapons, dérapez, )
  2. uitglijden (onderuitgaan; uitschuiven; slippen; )
    glisser; déraper; faire un vol plané; trébucher
    • glisser verb (glisse, glisses, glissons, glissez, )
    • déraper verb (dérape, dérapes, dérapons, dérapez, )
    • trébucher verb (trébuche, trébuches, trébuchons, trébuchez, )

Conjugations for uitglijden:

o.t.t.
  1. glij uit
  2. glijt uit
  3. glijt uit
  4. glijen uit
  5. glijen uit
  6. glijen uit
o.v.t.
  1. glee uit
  2. glee uit
  3. glee uit
  4. gleeen uit
  5. gleeen uit
  6. gleeen uit
v.t.t.
  1. ben uitgegleden
  2. bent uitgegleden
  3. is uitgegleden
  4. zijn uitgegleden
  5. zijn uitgegleden
  6. zijn uitgegleden
v.v.t.
  1. was uitgegleden
  2. was uitgegleden
  3. was uitgegleden
  4. waren uitgegleden
  5. waren uitgegleden
  6. waren uitgegleden
o.t.t.t.
  1. zal uitglijden
  2. zult uitglijden
  3. zal uitglijden
  4. zullen uitglijden
  5. zullen uitglijden
  6. zullen uitglijden
o.v.t.t.
  1. zou uitglijden
  2. zou uitglijden
  3. zou uitglijden
  4. zouden uitglijden
  5. zouden uitglijden
  6. zouden uitglijden
diversen
  1. glij uit!
  2. glijt uit!
  3. uitgegleden
  4. uitglijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

uitglijden [znw.] noun

  1. uitglijden
  2. uitglijden (wegglijden)
    la glissade

Translation Matrix for uitglijden:

NounRelated TranslationsOther Translations
fait de glisser uitglijden
glissade uitglijden; wegglijden slippartij; slippen
VerbRelated TranslationsOther Translations
déraper onderuitgaan; slippen; uitglibberen; uitglijden; uitschieten; uitschuiven; wegschieten
faire un vol plané onderuitgaan; slippen; uitglibberen; uitglijden; uitschieten; uitschuiven; wegschieten
glisser onderuitgaan; slippen; uitglibberen; uitglijden; uitschieten; uitschuiven; wegschieten afdalen; afglijden; eraf glijden; floepen; glibberen; glijden; glippen; landen; naar beneden dalen; naar beneden glijden; naar beneden komen; neerdalen; neerkomen; omlaag glijden; omlaagkomen; roetsjen; snel bewegen; toestoppen; wegglippen
trébucher onderuitgaan; slippen; uitglibberen; uitglijden; uitschieten; uitschuiven; wegschieten onderuitgaan; op zijn bek gaan; struikelen; ten val komen; vallen

Wiktionary Translations for uitglijden:

uitglijden
verb
  1. door glijden ten val komen
uitglijden
Cross Translation:
FromToVia
uitglijden glisser slide — to lose balance
uitglijden glisser slip — to lose one's traction