Dutch
Detailed Translations for uithangen from Dutch to French
uithangen:
-
uithangen (zich bevinden; zijn)
se trouver-
se trouver verb
-
-
uithangen (naar buiten hangen)
nicher; se trouver; étendre; pendre-
nicher verb (niche, niches, nichons, nichez, nichent, nichais, nichait, nichions, nichiez, nichaient, nichai, nichas, nicha, nichâmes, nichâtes, nichèrent, nicherai, nicheras, nichera, nicherons, nicherez, nicheront)
-
se trouver verb
-
étendre verb (étends, étend, étendons, étendez, étendent, étendais, étendait, étendions, étendiez, étendaient, étendis, étendit, étendîmes, étendîtes, étendirent, étendrai, étendras, étendra, étendrons, étendrez, étendront)
-
pendre verb (pends, pend, pendons, pendez, pendent, pendais, pendait, pendions, pendiez, pendaient, pendis, pendit, pendîmes, pendîtes, pendirent, pendrai, pendras, pendra, pendrons, pendrez, pendront)
-
Conjugations for uithangen:
o.t.t.
- hang uit
- hangt uit
- hangt uit
- hangen uit
- hangen uit
- hangen uit
o.v.t.
- hing uit
- hing uit
- hing uit
- hingen uit
- hingen uit
- hingen uit
v.t.t.
- heb uitgehangen
- hebt uitgehangen
- heeft uitgehangen
- hebben uitgehangen
- hebben uitgehangen
- hebben uitgehangen
v.v.t.
- had uitgehangen
- had uitgehangen
- had uitgehangen
- hadden uitgehangen
- hadden uitgehangen
- hadden uitgehangen
o.t.t.t.
- zal uithangen
- zult uithangen
- zal uithangen
- zullen uithangen
- zullen uithangen
- zullen uithangen
o.v.t.t.
- zou uithangen
- zou uithangen
- zou uithangen
- zouden uithangen
- zouden uithangen
- zouden uithangen
en verder
- ben uitgehangen
- bent uitgehangen
- is uitgehangen
- zijn uitgehangen
- zijn uitgehangen
- zijn uitgehangen
diversen
- hang uit!
- hangt uit!
- uitgehangen
- uithangend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for uithangen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
pendre | hangen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
nicher | naar buiten hangen; uithangen | nestelen; zijn nest maken |
pendre | naar buiten hangen; uithangen | blijven hangen; naarbeneden hangen; ophangen; opknopen; vast blijven hangen |
se trouver | naar buiten hangen; uithangen; zich bevinden; zijn | er uitzien; ergens verkeren; geraken; ogen; terecht komen; verkeren |
étendre | naar buiten hangen; uithangen | aangeven; aanreiken; breder maken; expanderen; geven; klaar leggen; ontvouwen; openen; openspreiden; openvouwen; oprekken; opspannen; reiken; rekken; rondstrooien; spannen; talrijker maken; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uitklappen; uitrekken; uitslaan; uitsmeren; uitspreiden; uitvouwen; uitzaaien; uitzenden; uitzwellen; verbreden; verbreiden; verbreider; verdeler; verdiepen; vergroten; verlengen; vermeerderen; verruimen; verspreiden; verstrooien; verwijden |