Summary
Dutch
Detailed Translations for volgepropt from Dutch to French
volgepropt:
Translation Matrix for volgepropt:
Noun | Related Translations | Other Translations |
farci | opvulsel; vulling; vulsel; vulstof | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
bourré | volgepropt | afgeladen; beschonken; bezopen; bomvol; dronken; gevuld; knalvol; ladderzat; laveloos; opgevuld; overvol; propvol; smoordronken; stampvol; stomdroken; stomdronken; straalbezopen; tjokvol; toeter; vol; volgestopt; zat |
farci | volgepropt | opgevuld; volgestopt |
gavé | volgepropt |
Related Words for "volgepropt":
volproppen:
-
volproppen (volvreten; volstoppen; voleten; volschransen)
bourrer; s'empiffrer-
bourrer verb (bourre, bourres, bourrons, bourrez, bourrent, bourrais, bourrait, bourrions, bourriez, bourraient, bourrai, bourras, bourra, bourrâmes, bourrâtes, bourrèrent, bourrerai, bourreras, bourrera, bourrerons, bourrerez, bourreront)
-
s'empiffrer verb
-
Conjugations for volproppen:
o.t.t.
- prop vol
- propt vol
- propt vol
- proppen vol
- proppen vol
- proppen vol
o.v.t.
- propte vol
- propte vol
- propte vol
- propten vol
- propten vol
- propten vol
v.t.t.
- heb volgepropt
- hebt volgepropt
- heeft volgepropt
- hebben volgepropt
- hebben volgepropt
- hebben volgepropt
v.v.t.
- had volgepropt
- had volgepropt
- had volgepropt
- hadden volgepropt
- hadden volgepropt
- hadden volgepropt
o.t.t.t.
- zal volproppen
- zult volproppen
- zal volproppen
- zullen volproppen
- zullen volproppen
- zullen volproppen
o.v.t.t.
- zou volproppen
- zou volproppen
- zou volproppen
- zouden volproppen
- zouden volproppen
- zouden volproppen
diversen
- prop vol!
- propt vol!
- volgepropt
- volproppen
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for volproppen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
bourrer | voleten; volproppen; volschransen; volstoppen; volvreten | farceren; ineen duwen; opvullen; proppen; volmaken; volplempen; volpompen; volschenken; volstorten; vullen |
s'empiffrer | voleten; volproppen; volschransen; volstoppen; volvreten | binnenkrijgen; brassen; opslokken; schransen; slempen; vreten; zwelgen |