Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. voorleggen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for voorleg from Dutch to French

voorleggen:

voorleggen verb (leg voor, legt voor, legde voor, legden voor, voorgelegd)

  1. voorleggen (ter overweging geven)
    soumettre; proposer; suggérer; présenter
    • soumettre verb (soumets, soumet, soumettons, soumettez, )
    • proposer verb (propose, proposes, proposons, proposez, )
    • suggérer verb (suggère, suggères, suggérons, suggérez, )
    • présenter verb (présente, présentes, présentons, présentez, )
  2. voorleggen (presenteren; tonen; laten zien; offreren; aanbieden)
    présenter; montrer; exposer; faire voir; proposer
    • présenter verb (présente, présentes, présentons, présentez, )
    • montrer verb (montre, montres, montrons, montrez, )
    • exposer verb (expose, exposes, exposons, exposez, )
    • faire voir verb
    • proposer verb (propose, proposes, proposons, proposez, )

Conjugations for voorleggen:

o.t.t.
  1. leg voor
  2. legt voor
  3. legt voor
  4. leggen voor
  5. leggen voor
  6. leggen voor
o.v.t.
  1. legde voor
  2. legde voor
  3. legde voor
  4. legden voor
  5. legden voor
  6. legden voor
v.t.t.
  1. heb voorgelegd
  2. hebt voorgelegd
  3. heeft voorgelegd
  4. hebben voorgelegd
  5. hebben voorgelegd
  6. hebben voorgelegd
v.v.t.
  1. had voorgelegd
  2. had voorgelegd
  3. had voorgelegd
  4. hadden voorgelegd
  5. hadden voorgelegd
  6. hadden voorgelegd
o.t.t.t.
  1. zal voorleggen
  2. zult voorleggen
  3. zal voorleggen
  4. zullen voorleggen
  5. zullen voorleggen
  6. zullen voorleggen
o.v.t.t.
  1. zou voorleggen
  2. zou voorleggen
  3. zou voorleggen
  4. zouden voorleggen
  5. zouden voorleggen
  6. zouden voorleggen
diversen
  1. leg voor!
  2. legt voor!
  3. voorgelegd
  4. voorleggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for voorleggen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
exposer aanbieden; laten zien; offreren; presenteren; tonen; voorleggen accentueren; belichten; beschikbaar maken; blootleggen; etaleren; exposeren; laten zien; onthullen; ontmaskeren; ontsluiten; opendoen; openen; openmaken; ophelderen; opklaren; presenteren; tentoonstellen; toelichten; tonen; uitstallen; verduidelijken; verhelderen; verklaren; vertonen; voor ogen brengen
faire voir aanbieden; laten zien; offreren; presenteren; tonen; voorleggen aantonen; bewijzen; exposeren; laten zien; presenteren; staven; tentoonstellen; tonen; vertonen
montrer aanbieden; laten zien; offreren; presenteren; tonen; voorleggen aan het licht komen; aanduiden; aangeven; aanschouwelijk maken; aantonen; attenderen; bewijzen; demonstreren; exposeren; getuigen van; iets aanwijzen; indiceren; laten blijken; laten zien; openbaren; ophoesten; presenteren; publiceren; staven; tentoonstellen; tevoorschijn brengen; tevoorschijnhalen; tevoorschijntoveren; tonen; uitbrengen; veraanschouwelijken; verschijnen; vertonen; voor de dag komen; voor de dag komen met; voor ogen brengen; voordedaghalen; voordoen; wijzen; wijzen naar
proposer aanbieden; laten zien; offreren; presenteren; ter overweging geven; tonen; voorleggen aanbevelen; aanbieden; aankaarten; aanknopen; aanraden; aansnijden; aanvoeren; een voorstel doen; entameren; geld opleveren; gesprek aanknopen; iemand recommanderen; inbrengen; indienen; naar voren brengen; nomineren; offreren; op tafel leggen; openen; opperen; opwerpen; poneren; postuleren; presenteren; starten; stellen; suggereren; te berde brengen; ter sprake brengen; uitloven; voordragen; vooronderstellen; voorslaan; voorstellen
présenter aanbieden; laten zien; offreren; presenteren; ter overweging geven; tonen; voorleggen aan tafel bedienen; aanbevelen; aanbieden; aangeven; aankaarten; aanmelden; aanraden; aanreiken; aansnijden; aanvoeren; afgeven; bedienen; bieden; entameren; exposeren; formuleren; geven; iemand recommanderen; in een formule brengen; indienen; inkleden; inleven; inschrijven; intekenen; invoelen; laten zien; meeleven; naar voren brengen; nomineren; offreren; op tafel leggen; opdienen; opdissen; opgeven; opperen; opwerpen; overgeven; overhandigen; poneren; presenteren; subscriberen; te berde brengen; tentoonstellen; ter sprake brengen; toesteken; tonen; vertonen; voelen; voor ogen brengen; voordragen; voorschotelen; voorzetten
soumettre ter overweging geven; voorleggen onder gezag brengen; onderwerpen; overmannen; overmeesteren; overweldigen; zich meester maken van
suggérer ter overweging geven; voorleggen adviseren; dicteren; duiden; iets aanraden; inboezemen; ingeven; inspireren; naar voren brengen; opperen; raden; suggereren

Wiktionary Translations for voorleggen:


Cross Translation:
FromToVia
voorleggen soumettre; présenter submit — enter or put forward something for approval, consideration, marking etc.

External Machine Translations: