Dutch

Detailed Translations for zich opwerken from Dutch to French

zich opwerken:

zich opwerken verb

  1. zich opwerken (bevorderd worden; hogerop komen)
    promouvoir; monter en grade; monter; avancer; retoucher; parachever; retaper; être promu; travailler à côté
    • promouvoir verb (promeus, promeut, promouvons, promouvez, )
    • monter verb (monte, montes, montons, montez, )
    • avancer verb (avance, avances, avançons, avancez, )
    • retoucher verb (retouche, retouches, retouchons, retouchez, )
    • parachever verb (parachève, parachèves, parachevons, parachevez, )
    • retaper verb (retape, retapes, retapons, retapez, )

Translation Matrix for zich opwerken:

NounRelated TranslationsOther Translations
avancer oprukken
monter klimmen; omhoogkomen; opstijgen; stijgen; stijging
VerbRelated TranslationsOther Translations
avancer bevorderd worden; hogerop komen; zich opwerken aandragen; aankaarten; aanknopen; aansnijden; aanvoeren; avanceren; beter worden; betogen; beweren; demonstreren; doorlopen; duwen; een stapje verder gaan; een voorstel doen; entameren; gaan; geld opleveren; gesprek aanknopen; inbrengen; lopen; naar voren brengen; naar voren plaatsen; openen; opmarcheren; opperen; oprukken; opschuiven; opwerpen; poneren; pretenderen; progressie maken; stappen; starten; stellen; stuwen; suggereren; te berde brengen; ter sprake brengen; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; verbeteren; verder komen; verder lopen; verdergaan; verklaren; vertolken; vervroegen; verwoorden; voorgeven; voorschieten; voorschuiven; voortbewegen; voortgaan; voortstuwen; vooruitduwen; vooruitgang boeken; vooruitkomen; vooruitschuiven; vooruitstreven; voorwaarts treden; vorderen; vorderingen maken; vroeger uitvoeren dan gepland; zich voortbewegen
monter bevorderd worden; hogerop komen; zich opwerken assembleren; beklimmen; bestijgen; ensceneren; gaan staan; heffen; in elkaar zetten; in scene zetten; jezelf opwerken; klimmen; koppelen; lichten; monteren; naar boven brengen; naar boven dragen; naar boven gaan; naar boven klimmen; naar boven stappen; naar boven tillen; naar boven trekken; omhoog brengen; omhoog gaan; omhoog rukken; omhoog trekken; omhoogdragen; omhooggaan; omhoogheffen; omhoogklimmen; omhoogkomen; omhooglopen; omhoogrijzen; omhoogrukken; omhoogstappen; omhoogstijgen; opgaan; opheffen; opklauteren; opklimmen; oprijden; oprijzen; opstaan; opstijgen; optillen; opvliegen; opwaarts dragen; opwaarts gaan; opwaarts rijden; opwerken; paardrijden; rijzen; stijgen; tillen; uit een minder gunstige positie vooruitkomen; verheffen; vooruitkomen
monter en grade bevorderd worden; hogerop komen; zich opwerken promotie maken
parachever bevorderd worden; hogerop komen; zich opwerken afkrijgen; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; beëindigen; bijwerken; completeren; een einde maken aan; eindigen; klaarkrijgen; klaarmaken; ophouden; retoucheren; stoppen; volbrengen; volmaken; voltooien
promouvoir bevorderd worden; hogerop komen; zich opwerken aanmoedigen; aanvuren; avanceren; bevorderen; bezielen; helpen; niveau verhogen; promoten; promoveren; toejuichen
retaper bevorderd worden; hogerop komen; zich opwerken bijwerken; in goede staat brengen; opknappen; renoveren; retoucheren
retoucher bevorderd worden; hogerop komen; zich opwerken bijwerken; retoucheren
travailler à côté bevorderd worden; hogerop komen; zich opwerken
être promu bevorderd worden; hogerop komen; zich opwerken
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
promouvoir niveau verhogen

Related Translations for zich opwerken