Dutch
Detailed Synonyms for aaien in Dutch
aaien:
-
aaien
Conjugations for aaien:
o.t.t.
- aai
- aait
- aait
- aaien
- aaien
- aaien
o.v.t.
- aaide
- aaide
- aaide
- aaiden
- aaiden
- aaiden
v.t.t.
- heb geaaid
- hebt geaaid
- heeft geaaid
- hebben geaaid
- hebben geaaid
- hebben geaaid
v.v.t.
- had geaaid
- had geaaid
- had geaaid
- hadden geaaid
- hadden geaaid
- hadden geaaid
o.t.t.t.
- zal aaien
- zult aaien
- zal aaien
- zullen aaien
- zullen aaien
- zullen aaien
o.v.t.t.
- zou aaien
- zou aaien
- zou aaien
- zouden aaien
- zouden aaien
- zouden aaien
en verder
- ben geaaid
- bent geaaid
- is geaaid
- zijn geaaid
- zijn geaaid
- zijn geaaid
diversen
- aai!
- aait!
- geaaid
- aaiende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Related Words for "aaien":
aaien form of aai:
-
de aai