Dutch
Detailed Synonyms for hengelen in Dutch
hengelen:
-
hengelen
Conjugations for hengelen:
o.t.t.
- hengel
- hengelt
- hengelt
- hengelen
- hengelen
- hengelen
o.v.t.
- hengelde
- hengelde
- hengelde
- hengelden
- hengelden
- hengelden
v.t.t.
- heb gehengeld
- hebt gehengeld
- heeft gehengeld
- hebben gehengeld
- hebben gehengeld
- hebben gehengeld
v.v.t.
- had gehengeld
- had gehengeld
- had gehengeld
- hadden gehengeld
- hadden gehengeld
- hadden gehengeld
o.t.t.t.
- zal hengelen
- zult hengelen
- zal hengelen
- zullen hengelen
- zullen hengelen
- zullen hengelen
o.v.t.t.
- zou hengelen
- zou hengelen
- zou hengelen
- zouden hengelen
- zouden hengelen
- zouden hengelen
diversen
- hengel!
- hengelt!
- gehengeld
- hengelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
hengelen