Dutch
Detailed Synonyms for op hol slaan in Dutch
op hol slaan:
-
op hol slaan
Conjugations for op hol slaan:
o.t.t.
- sla op hol
- slaat op hol
- slaat op hol
- slaan op hol
- slaan op hol
- slaan op hol
o.v.t.
- sloeg op hol
- sloeg op hol
- sloeg op hol
- sloegen op hol
- sloegen op hol
- sloegen op hol
v.t.t.
- ben op hol geslagen
- bent op hol geslagen
- is op hol geslagen
- zijn op hol geslagen
- zijn op hol geslagen
- zijn op hol geslagen
v.v.t.
- was op hol geslagen
- was op hol geslagen
- was op hol geslagen
- waren op hol geslagen
- waren op hol geslagen
- waren op hol geslagen
o.t.t.t.
- zal op hol slaan
- zult op hol slaan
- zal op hol slaan
- zullen op hol slaan
- zullen op hol slaan
- zullen op hol slaan
o.v.t.t.
- zou op hol slaan
- zou op hol slaan
- zou op hol slaan
- zouden op hol slaan
- zouden op hol slaan
- zouden op hol slaan
diversen
- sla op hol!
- slaat op hol!
- op hol geslagen
- op hol slaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze