Dutch
Detailed Synonyms for rangschikken in Dutch
rangschikken:
-
rangschikken
-
rangschikken
-
rangschikken
Conjugations for rangschikken:
o.t.t.
- rangschik
- rangschikt
- rangschikt
- rangschikken
- rangschikken
- rangschikken
o.v.t.
- rangschikte
- rangschikte
- rangschikte
- rangschikten
- rangschikten
- rangschikten
v.t.t.
- heb gerangschikt
- hebt gerangschikt
- heeft gerangschikt
- hebben gerangschikt
- hebben gerangschikt
- hebben gerangschikt
v.v.t.
- had gerangschikt
- had gerangschikt
- had gerangschikt
- hadden gerangschikt
- hadden gerangschikt
- hadden gerangschikt
o.t.t.t.
- zal rangschikken
- zult rangschikken
- zal rangschikken
- zullen rangschikken
- zullen rangschikken
- zullen rangschikken
o.v.t.t.
- zou rangschikken
- zou rangschikken
- zou rangschikken
- zouden rangschikken
- zouden rangschikken
- zouden rangschikken
en verder
- ben gerangschikt
- bent gerangschikt
- is gerangschikt
- zijn gerangschikt
- zijn gerangschikt
- zijn gerangschikt
diversen
- rangschik!
- rangschikt!
- gerangschikt
- rangschikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
rangschikken