Dutch
Detailed Synonyms for raspen in Dutch
raspen:
-
raspen
Conjugations for raspen:
o.t.t.
- rasp
- raspt
- raspt
- raspen
- raspen
- raspen
o.v.t.
- raspte
- raspte
- raspte
- raspten
- raspten
- raspten
v.t.t.
- heb geraspt
- hebt geraspt
- heeft geraspt
- hebben geraspt
- hebben geraspt
- hebben geraspt
v.v.t.
- had geraspt
- had geraspt
- had geraspt
- hadden geraspt
- hadden geraspt
- hadden geraspt
o.t.t.t.
- zal raspen
- zult raspen
- zal raspen
- zullen raspen
- zullen raspen
- zullen raspen
o.v.t.t.
- zou raspen
- zou raspen
- zou raspen
- zouden raspen
- zouden raspen
- zouden raspen
en verder
- is geraspt
- zijn geraspt
diversen
- rasp!
- raspt!
- geraspt
- raspend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze