Dutch
Detailed Translations for profiteren from Dutch to Swedish
profiteren:
-
profiteren (voordeel trekken)
-
profiteren
Conjugations for profiteren:
o.t.t.
- profiteer
- profiteert
- profiteert
- profiteren
- profiteren
- profiteren
o.v.t.
- profiteerde
- profiteerde
- profiteerde
- profiteerden
- profiteerden
- profiteerden
v.t.t.
- heb geprofiteerd
- hebt geprofiteerd
- heeft geprofiteerd
- hebben geprofiteerd
- hebben geprofiteerd
- hebben geprofiteerd
v.v.t.
- had geprofiteerd
- had geprofiteerd
- had geprofiteerd
- hadden geprofiteerd
- hadden geprofiteerd
- hadden geprofiteerd
o.t.t.t.
- zal profiteren
- zult profiteren
- zal profiteren
- zullen profiteren
- zullen profiteren
- zullen profiteren
o.v.t.t.
- zou profiteren
- zou profiteren
- zou profiteren
- zouden profiteren
- zouden profiteren
- zouden profiteren
diversen
- profiteer!
- profiteert!
- geprofiteerd
- profiterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for profiteren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
använda | profiteren | aangrijpen; aanwenden; benutten; bezigen; doorjagen; gebruik maken van; gebruiken; gelden; hanteren; inspannen; moeite geven; omleggen; opmaken; praktiseren; solliciteren; sport uitoefenen; toepassen; utiliseren; van kracht zijn; verbruiken |
dra fördel av | profiteren; voordeel trekken | |
dra nytta av | profiteren | |
utnyttja | profiteren; voordeel trekken | beroven; munt uitslaan; ontdoen; speculeren met krediet; uitbuiten |