Dutch
Detailed Translations for indelen from Dutch to Swedish
indelen:
-
indelen (ordenen; groeperen; arrangeren; systematiseren)
Conjugations for indelen:
o.t.t.
- deel in
- deelt in
- deelt in
- delen in
- delen in
- delen in
o.v.t.
- deelde in
- deelde in
- deelde in
- deelden in
- deelden in
- deelden in
v.t.t.
- heb ingedeeld
- hebt ingedeeld
- heeft ingedeeld
- hebben ingedeeld
- hebben ingedeeld
- hebben ingedeeld
v.v.t.
- had ingedeeld
- had ingedeeld
- had ingedeeld
- hadden ingedeeld
- hadden ingedeeld
- hadden ingedeeld
o.t.t.t.
- zal indelen
- zult indelen
- zal indelen
- zullen indelen
- zullen indelen
- zullen indelen
o.v.t.t.
- zou indelen
- zou indelen
- zou indelen
- zouden indelen
- zouden indelen
- zouden indelen
en verder
- ben ingedeeld
- bent ingedeeld
- is ingedeeld
- zijn ingedeeld
- zijn ingedeeld
- zijn ingedeeld
diversen
- deel in!
- deelt in!
- ingedeeld
- indelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for indelen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
gruppera | arrangeren; groeperen; indelen; ordenen; systematiseren | classificeren; groep; groeperen; rangschikken |
Wiktionary Translations for indelen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• indelen | → uppdela | ↔ distribute — to classify or separate into categories |
• indelen | → dela | ↔ diviser — séparer en parties, morceler, fractionner. |