Dutch
Detailed Translations for dronken from Dutch to Swedish
dronken:
-
dronken (beschonken; ladderzat; zat; bezopen)
-
dronken (aangeschoten; beneveld; beschonken)
Translation Matrix for dronken:
Adjective | Related Translations | Other Translations |
- | zat | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
berusat | aangeschoten; beneveld; beschonken; bezopen; dronken; ladderzat; zat | bedwelmd; onder invloed |
beschonken; bezopen; dronken; ladderzat; zat | bedwelmd; onder invloed | |
drucket | beschonken; bezopen; dronken; ladderzat; zat | |
full | aangeschoten; beneveld; beschonken; dronken | kompleet; plenair; voltallig |
fullt | aangeschoten; beneveld; beschonken; dronken | afgeladen; opgevuld; verzadigd; vol; volgegeten; volgestopt |
onykter | aangeschoten; beneveld; beschonken; dronken | |
onyktert | aangeschoten; beneveld; beschonken; dronken | |
på lyset | beschonken; bezopen; dronken; ladderzat; zat | |
påverkat | aangeschoten; beneveld; beschonken; dronken |
Related Words for "dronken":
Synonyms for "dronken":
Antonyms for "dronken":
Related Definitions for "dronken":
Wiktionary Translations for dronken:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• dronken | → berusad; packad; dragen; drucken; full | ↔ drunk — intoxicated after drinking too much alcohol |
• dronken | → drucken; full | ↔ drunken — In the state of alcoholic intoxication |
• dronken | → berusad; drucken; full; rusig | ↔ ivre — Qui a le cerveau troubler par l’effet des boissons fermenter, par l’alcool, etc. |
dronken form of drinken:
-
drinken (alcohol gebruiken)
-
drinken (zuipen; borrelen)
Conjugations for drinken:
o.t.t.
- drink
- drinkt
- drinkt
- drinken
- drinken
- drinken
o.v.t.
- dronk
- dronk
- dronk
- dronken
- dronken
- dronken
v.t.t.
- heb gedronken
- hebt gedronken
- heeft gedronken
- hebben gedronken
- hebben gedronken
- hebben gedronken
v.v.t.
- had gedronken
- had gedronken
- had gedronken
- hadden gedronken
- hadden gedronken
- hadden gedronken
o.t.t.t.
- zal drinken
- zult drinken
- zal drinken
- zullen drinken
- zullen drinken
- zullen drinken
o.v.t.t.
- zou drinken
- zou drinken
- zou drinken
- zouden drinken
- zouden drinken
- zouden drinken
diversen
- drink!
- drinkt!
- gedronken
- drinkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for drinken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
drickande | drinken | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
dricka | alcohol gebruiken; drinken | borrel pakken; borrelen; een borrel drinken; ledigen; leegdrinken; leegmaken; neut nemen; opdrinken; uitdrinken; zich laven; zich verkwikken; zijn dorst stillen |
dricka för mycket | borrelen; drinken; zuipen | |
få sig en fulla | borrelen; drinken; zuipen | |
snapsa | alcohol gebruiken; drinken | |
sprita | alcohol gebruiken; drinken | |
supa | alcohol gebruiken; borrelen; drinken; zuipen | overmatig veel drinken; pimpelen |
tuta | alcohol gebruiken; drinken | claxonneren; toeteren |
Other | Related Translations | Other Translations |
tuta | toet; toeterend geluid | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
tuta | bliep |
Related Definitions for "drinken":
Wiktionary Translations for drinken:
dronk:
Translation Matrix for dronk:
Noun | Related Translations | Other Translations |
fatöl | dronk; slok; teug | tapbier |
tappning | dronk; slok; teug | bottelen |