Summary
Dutch to Swedish: more detail...
- toeëigenen:
-
Wiktionary:
- toeëigenen → usurpera, tillskansa sig, inkräkta på, bemäktiga sig
Dutch
Detailed Translations for toeëigenen from Dutch to Swedish
toeëigenen:
-
toeëigenen (zich aanmatigen)
-
toeëigenen (stelen; pikken; verdonkeremanen; ontnemen; snaaien; gappen; kapen; inpikken; roven; ontfutselen; jatten; ontvreemden; wegpikken; wegnemen; plunderen; wegkapen; benemen; achteroverdrukken; afnemen; vervreemden; verduisteren; verdonkeren; wegpakken; leegstelen)
-
toeëigenen (in bezit nemen)
Conjugations for toeëigenen:
o.t.t.
- eigen toe
- eigent toe
- eigent toe
- eigenen toe
- eigenen toe
- eigenen toe
o.v.t.
- eigende toe
- eigende toe
- eigende toe
- eigenden toe
- eigenden toe
- eigenden toe
v.t.t.
- heb toegeeigend
- hebt toegeeigend
- heeft toegeeigend
- hebben toegeeigend
- hebben toegeeigend
- hebben toegeeigend
v.v.t.
- had toegeeigend
- had toegeeigend
- had toegeeigend
- hadden toegeeigend
- hadden toegeeigend
- hadden toegeeigend
o.t.t.t.
- zal toeëigenen
- zult toeëigenen
- zal toeëigenen
- zullen toeëigenen
- zullen toeëigenen
- zullen toeëigenen
o.v.t.t.
- zou toeëigenen
- zou toeëigenen
- zou toeëigenen
- zouden toeëigenen
- zouden toeëigenen
- zouden toeëigenen
en verder
- ben toegeeigend
- bent toegeeigend
- is toegeeigend
- zijn toegeeigend
- zijn toegeeigend
- zijn toegeeigend
diversen
- eigen toe!
- eigent toe!
- toegeeigend
- toeeigenen
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for toeëigenen:
Wiktionary Translations for toeëigenen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• toeëigenen | → usurpera; tillskansa sig; inkräkta på; bemäktiga sig | ↔ usurp — to seize power |