Dutch
Detailed Translations for laaien from Dutch to Swedish
laaien:
-
laaien
Conjugations for laaien:
o.t.t.
- laai
- laait
- laait
- laaien
- laaien
- laaien
o.v.t.
- laaide
- laaide
- laaide
- laaiden
- laaiden
- laaiden
v.t.t.
- ben gelaaid
- bent gelaaid
- is gelaaid
- zijn gelaaid
- zijn gelaaid
- zijn gelaaid
v.v.t.
- was gelaaid
- was gelaaid
- was gelaaid
- waren gelaaid
- waren gelaaid
- waren gelaaid
o.t.t.t.
- zal laaien
- zult laaien
- zal laaien
- zullen laaien
- zullen laaien
- zullen laaien
o.v.t.t.
- zou laaien
- zou laaien
- zou laaien
- zouden laaien
- zouden laaien
- zouden laaien
diversen
- laai!
- laait!
- gelaaid
- laaiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for laaien:
Verb | Related Translations | Other Translations |
blossa | laaien | |
brinna | laaien | aanbranden; ontbranden; ontsteken; ontvlammen; vuur vatten |
laga | laaien | bereiden; brouwen; fiksen; gaten dichten; goedmaken; herstellen; iets toebereiden; klaarmaken; klusje opknappen; klussen; maken; prepareren; rechtzetten; repareren; stoppen; verstellen |
stå i ljusan låga | laaien |
Wiktionary Translations for laaien:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• laaien | → flamma; flamma upp | ↔ flame — produce flames |