Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. inschakelen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for inschakelen from Dutch to Swedish

inschakelen:

inschakelen verb (schakel in, schakelt in, schakelde in, schakelden in, ingeschakeld)

  1. inschakelen (aanzetten; aandoen; starten; aanmaken)
    koppla på; slå på; tända på; koppla in
    • koppla på verb (kopplar på, kopplade på, kopplat på)
    • slå på verb (slår på, slog på, slagit på)
    • tända på verb (tänder på, tändde på, tänt på)
    • koppla in verb (kopplar in, kopplade in, kopplat in)
  2. inschakelen (aandoen; aandraaien)
    tända på
    • tända på verb (tänder på, tändde på, tänt på)
  3. inschakelen
    aktivera
    • aktivera verb (aktiverar, aktiverade, aktiverat)

Conjugations for inschakelen:

o.t.t.
  1. schakel in
  2. schakelt in
  3. schakelt in
  4. schakelen in
  5. schakelen in
  6. schakelen in
o.v.t.
  1. schakelde in
  2. schakelde in
  3. schakelde in
  4. schakelden in
  5. schakelden in
  6. schakelden in
v.t.t.
  1. heb ingeschakeld
  2. hebt ingeschakeld
  3. heeft ingeschakeld
  4. hebben ingeschakeld
  5. hebben ingeschakeld
  6. hebben ingeschakeld
v.v.t.
  1. had ingeschakeld
  2. had ingeschakeld
  3. had ingeschakeld
  4. hadden ingeschakeld
  5. hadden ingeschakeld
  6. hadden ingeschakeld
o.t.t.t.
  1. zal inschakelen
  2. zult inschakelen
  3. zal inschakelen
  4. zullen inschakelen
  5. zullen inschakelen
  6. zullen inschakelen
o.v.t.t.
  1. zou inschakelen
  2. zou inschakelen
  3. zou inschakelen
  4. zouden inschakelen
  5. zouden inschakelen
  6. zouden inschakelen
en verder
  1. ben ingeschakeld
  2. bent ingeschakeld
  3. is ingeschakeld
  4. zijn ingeschakeld
  5. zijn ingeschakeld
  6. zijn ingeschakeld
diversen
  1. schakel in!
  2. schakelt in!
  3. ingeschakeld
  4. inschakelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for inschakelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
aktivera inschakelen aanmoedigen; activeren; bezielen; opleven; oppeppen; opwekken; reanimeren; stimuleren; tot leven wekken; verlevendigen
koppla in aandoen; aanmaken; aanzetten; inschakelen; starten
koppla på aandoen; aanmaken; aanzetten; inschakelen; starten aanlijnen
slå på aandoen; aanmaken; aanzetten; inschakelen; starten voorbinden; voordoen
tända på aandoen; aandraaien; aanmaken; aanzetten; inschakelen; starten

Wiktionary Translations for inschakelen:


Cross Translation:
FromToVia
inschakelen aktivera activate — to turn on
inschakelen möjliggöra enable — to make able
inschakelen att sätta på switch on — to turn a switch to the "on" position
inschakelen antända allumerenflammer ; mettre le feu à.
inschakelen skänka; ge; giva donner — Faire un don ; transférer, sans rétribution, la propriété d’une chose que l’on posséder ou dont on jouir, à une autre personne.
inschakelen öppna ouvrir — Faire que ce qui clore, fermer, ne le être plus.
inschakelen vrida; vända tourner — Traductions à trier suivant le sens