Dutch
Detailed Translations for opduiken from Dutch to Swedish
opduiken:
-
opduiken (boven water komen; weer verschijnen)
-
opduiken (opdagen; opkomen; verschijnen)
-
opduiken (van de bodem ophalen; opdiepen)
Conjugations for opduiken:
o.t.t.
- duik op
- duikt op
- duikt op
- duiken op
- duiken op
- duiken op
o.v.t.
- dook op
- dook op
- dook op
- doken op
- doken op
- doken op
v.t.t.
- ben opgedoken
- bent opgedoken
- is opgedoken
- zijn opgedoken
- zijn opgedoken
- zijn opgedoken
v.v.t.
- was opgedoken
- was opgedoken
- was opgedoken
- waren opgedoken
- waren opgedoken
- waren opgedoken
o.t.t.t.
- zal opduiken
- zult opduiken
- zal opduiken
- zullen opduiken
- zullen opduiken
- zullen opduiken
o.v.t.t.
- zou opduiken
- zou opduiken
- zou opduiken
- zouden opduiken
- zouden opduiken
- zouden opduiken
en verder
- heb opgedoken
- hebt opgedoken
- heeft opgedoken
- hebben opgedoken
- hebben opgedoken
- hebben opgedoken
diversen
- duik op!
- duikt op!
- opgedoken
- opduikend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for opduiken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
dyka upp | boven water komen; opduiken; weer verschijnen | omhoogschroeven |
komma fram | opdagen; opduiken; opkomen; verschijnen | tevoorschijn komen; tevoorschijnkomen |
synas | opdagen; opduiken; opkomen; verschijnen | de schijn van iets hebben; schijnen; zichtbaar worden |
ta upp från botten | opdiepen; opduiken; van de bodem ophalen |