Dutch
Detailed Translations for bewaren from Dutch to Swedish
bewaren:
-
bewaren (opslaan; deponeren)
-
bewaren (behoeden; beschermen)
-
bewaren (behouden; conserveren)
-
bewaren (wegzetten; opzij leggen)
-
bewaren (archiveren; opslaan; opbergen)
Conjugations for bewaren:
o.t.t.
- bewaar
- bewaart
- bewaart
- bewaren
- bewaren
- bewaren
o.v.t.
- bewaarde
- bewaarde
- bewaarde
- bewaarden
- bewaarden
- bewaarden
v.t.t.
- heb bewaard
- hebt bewaard
- heeft bewaard
- hebben bewaard
- hebben bewaard
- hebben bewaard
v.v.t.
- had bewaard
- had bewaard
- had bewaard
- hadden bewaard
- hadden bewaard
- hadden bewaard
o.t.t.t.
- zal bewaren
- zult bewaren
- zal bewaren
- zullen bewaren
- zullen bewaren
- zullen bewaren
o.v.t.t.
- zou bewaren
- zou bewaren
- zou bewaren
- zouden bewaren
- zouden bewaren
- zouden bewaren
diversen
- bewaar!
- bewaart!
- bewaard
- bewarend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bewaren:
Synonyms for "bewaren":
Antonyms for "bewaren":
Related Definitions for "bewaren":
Wiktionary Translations for bewaren:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bewaren | → förbjuda; beskydda; avvärja | ↔ forfend — prohibit; forbid; avert |
• bewaren | → reservera | ↔ reserve — to keep in store for future or special use |
• bewaren | → spara | ↔ save — to write a file to a disk |
• bewaren | → lagra; förvara | ↔ store — keep (something) while not in use |
• bewaren | → bevara; spara | ↔ aufbewahren — etwas an einem geeigneten Ort zur späteren Verwendung verwahren |
• bewaren | → bevara | ↔ bewahren — sich etwas bewahren: sich etwas erhalten |
• bewaren | → bibehålla; bevara | ↔ erhalten — (transitiv) etwas bewahren |
• bewaren | → se efter | ↔ gaumen — (transitiv), Schweiz: auf jemandem, etwas aufpassen; in seine Obhut nehmen |
• bewaren | → försvara; bevara | ↔ gaumen — (transitiv), Schweiz: nicht antasten lassen, schützen, verteidigen |
• bewaren | → behålla; förvara; konservera | ↔ conserver — maintenir en bon état, apporter le soin nécessaire pour empêcher qu’une chose ne se gâter, ne dépérir. |
• bewaren | → behålla; förvara; konservera | ↔ maintenir — tenir ferme et fixe. |
• bewaren | → beskydda; freda; skydda; värja; värna; vakta | ↔ protéger — prendre la défense de quelqu’un, de quelque chose ; prêter secours et appui. |
• bewaren | → skydda; bevara | ↔ préserver — préserver |
• bewaren | → dra ifrån | ↔ ôter — tirer une chose de la place où elle est. Se dit aussi en parlant des personnes et des animaux. |