Dutch
Detailed Translations for duw from Dutch to Swedish
duw:
Translation Matrix for duw:
Noun | Related Translations | Other Translations |
bump | duw; duwtje; por; stoot; stootje; zet | |
dunk | duw; duwtje; por; stoot; stootje; zet | bons; pof |
lätt knuff | duw; duwtje; por; stoot; stootje; zet | |
slag | duw; duwtje; por; stoot; stootje; zet | aard; dreun; drevels; geklots; hengst; jens; klap; klop; knal; lel; mep; muilpeer; opdoffers; opdonder; opdonders; opduvel; opduvels; oplawaai; oplawaaien; pets; peut; pol; revers; shocks; slag; soort; stempels; stoot; tik; toegebrachte klap; uithaal; vuistslag |
stöt | duw; duwtje; por; stoot; stootje; zet | bons; geschok; geschud; hengst; hobbeling; klap; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; opstopper; peut; pof; stoot; stuwdruk |
Other | Related Translations | Other Translations |
stöt | botsing |
Related Words for "duw":
duw form of duwen:
-
duwen (dringen)
-
duwen (voortduwen)
-
duwen (vooruitduwen; voortduwen)
-
duwen (vooruitschuiven; opschuiven; voorschuiven)
Conjugations for duwen:
o.t.t.
- duw
- duwt
- duwt
- duwen
- duwen
- duwen
o.v.t.
- duwde
- duwde
- duwde
- duwden
- duwden
- duwden
v.t.t.
- heb geduwd
- hebt geduwd
- heeft geduwd
- hebben geduwd
- hebben geduwd
- hebben geduwd
v.v.t.
- had geduwd
- had geduwd
- had geduwd
- hadden geduwd
- hadden geduwd
- hadden geduwd
o.t.t.t.
- zal duwen
- zult duwen
- zal duwen
- zullen duwen
- zullen duwen
- zullen duwen
o.v.t.t.
- zou duwen
- zou duwen
- zou duwen
- zouden duwen
- zouden duwen
- zouden duwen
en verder
- ben geduwd
- bent geduwd
- is geduwd
- zijn geduwd
- zijn geduwd
- zijn geduwd
diversen
- duw!
- duwt!
- geduwd
- duwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for duwen:
Related Words for "duwen":
Wiktionary Translations for duwen:
duwen
Cross Translation:
verb
-
door druk uit te oefenen doen voortbewegen
- duwen → knuffa
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• duwen | → skjuta på | ↔ push — transitive: apply a force to (an object) so that it moves away |
• duwen | → puffa; stöta; driva; fösa | ↔ pousser — Faire pression contre quelqu’un ou contre quelque chose, pour le déplacer ou l’ôter de sa place. |