Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. smaken:
  2. smak:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for smaken from Dutch to Swedish

smaken:

smaken verb (smaak, smaakt, smaakte, smaakten, gesmaakt)

  1. smaken (proeven)
    pröva; smaka
    • pröva verb (prövar, prövade, prövat)
    • smaka verb (smakar, smakade, smakat)

Conjugations for smaken:

o.t.t.
  1. smaak
  2. smaakt
  3. smaakt
  4. smaken
  5. smaken
  6. smaken
o.v.t.
  1. smaakte
  2. smaakte
  3. smaakte
  4. smaakten
  5. smaakten
  6. smaakten
v.t.t.
  1. heb gesmaakt
  2. hebt gesmaakt
  3. heeft gesmaakt
  4. hebben gesmaakt
  5. hebben gesmaakt
  6. hebben gesmaakt
v.v.t.
  1. had gesmaakt
  2. had gesmaakt
  3. had gesmaakt
  4. hadden gesmaakt
  5. hadden gesmaakt
  6. hadden gesmaakt
o.t.t.t.
  1. zal smaken
  2. zult smaken
  3. zal smaken
  4. zullen smaken
  5. zullen smaken
  6. zullen smaken
o.v.t.t.
  1. zou smaken
  2. zou smaken
  3. zou smaken
  4. zouden smaken
  5. zouden smaken
  6. zouden smaken
en verder
  1. ben gesmaakt
  2. bent gesmaakt
  3. is gesmaakt
  4. zijn gesmaakt
  5. zijn gesmaakt
  6. zijn gesmaakt
diversen
  1. smaak!
  2. smaakt!
  3. gesmaakt
  4. smakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for smaken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
pröva proeven; smaken auditeren; beproeven; keuren; onderzoeken; op de proef stellen; proberen; proeven; testen
smaka proeven; smaken keuren; proberen; proeven

Related Words for "smaken":


Wiktionary Translations for smaken:


Cross Translation:
FromToVia
smaken smaka taste — to have a taste

smak:

smak [de ~ (m)] noun

  1. de smak (dreun; klap; knal; kwak)
    krocka; sammanstöta

Translation Matrix for smak:

NounRelated TranslationsOther Translations
krocka dreun; klap; knal; kwak; smak hit; kasstuk; klapper; kraker; schlager; succes; succesnummer; successtuk; topper; treffer
sammanstöta dreun; klap; knal; kwak; smak

Related Words for "smak":


Related Translations for smaken