Dutch
Detailed Translations for aan komen zetten from Dutch to Swedish
aan komen zetten:
aan komen zetten verb (kom aan zetten, komt aan zetten, kwam aan zetten, kwamen aan zetten, aan komen zetten)
-
aan komen zetten
Conjugations for aan komen zetten:
o.t.t.
- kom aan zetten
- komt aan zetten
- komt aan zetten
- komen aan zetten
- komen aan zetten
- komen aan zetten
o.v.t.
- kwam aan zetten
- kwam aan zetten
- kwam aan zetten
- kwamen aan zetten
- kwamen aan zetten
- kwamen aan zetten
v.t.t.
- ben aan komen zetten
- bent aan komen zetten
- is aan komen zetten
- zijn aan komen zetten
- zijn aan komen zetten
- zijn aan komen zetten
v.v.t.
- was aan komen zetten
- was aan komen zetten
- was aan komen zetten
- waren aan komen zetten
- waren aan komen zetten
- waren aan komen zetten
o.t.t.t.
- zal aan komen zetten
- zult aan komen zetten
- zal aan komen zetten
- zullen aan komen zetten
- zullen aan komen zetten
- zullen aan komen zetten
o.v.t.t.
- zou aan komen zetten
- zou aan komen zetten
- zou aan komen zetten
- zouden aan komen zetten
- zouden aan komen zetten
- zouden aan komen zetten
diversen
- kom aan zetten!
- komt aan zetten!
- aan komen zetten
- aan komen zettende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for aan komen zetten:
Verb | Related Translations | Other Translations |
berätta | aan komen zetten | babbelen; beschrijven; bewust maken; informeren; kakelen; kennisgeven van; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; mededelen; praten; snateren; spreken; uiteenzetten; verhaal vertellen; verhalen; vertellen; wauwelen; zeggen; zwammen |
komma ut med | aan komen zetten | |
offentliggöra | aan komen zetten | afkondigen; aflezen; afroepen; bekend maken; bekendmaken; openbaar maken; openen; openstellen; oplezen; toegankelijk maken; uitbrengen; uitgeven; vrijgeven |