Summary
Dutch
Detailed Translations for aankopen from Dutch to Swedish
aankopen:
-
aankopen (kopen; verkrijgen; verwerven; aanschaffen)
Conjugations for aankopen:
o.t.t.
- koop aan
- koopt aan
- koopt aan
- kopen aan
- kopen aan
- kopen aan
o.v.t.
- kocht aan
- kocht aan
- kocht aan
- kochten aan
- kochten aan
- kochten aan
v.t.t.
- heb aangekocht
- hebt aangekocht
- heeft aangekocht
- hebben aangekocht
- hebben aangekocht
- hebben aangekocht
v.v.t.
- had aangekocht
- had aangekocht
- had aangekocht
- hadden aangekocht
- hadden aangekocht
- hadden aangekocht
o.t.t.t.
- zal aankopen
- zult aankopen
- zal aankopen
- zullen aankopen
- zullen aankopen
- zullen aankopen
o.v.t.t.
- zou aankopen
- zou aankopen
- zou aankopen
- zouden aankopen
- zouden aankopen
- zouden aankopen
diversen
- koop aan!
- koopt aan!
- aangekocht
- aankopende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for aankopen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
inhandla | aankopen; aanschaffen; kopen; verkrijgen; verwerven | |
köpa | aankopen; aanschaffen; kopen; verkrijgen; verwerven |