Dutch
Detailed Translations for aanmerken from Dutch to Swedish
aanmerken:
-
aanmerken
Conjugations for aanmerken:
o.t.t.
- merk aan
- merkt aan
- merkt aan
- merken aan
- merken aan
- merken aan
o.v.t.
- merkte aan
- merkte aan
- merkte aan
- merkten aan
- merkten aan
- merkten aan
v.t.t.
- heb aangemerkt
- hebt aangemerkt
- heeft aangemerkt
- hebben aangemerkt
- hebben aangemerkt
- hebben aangemerkt
v.v.t.
- had aangemerkt
- had aangemerkt
- had aangemerkt
- hadden aangemerkt
- hadden aangemerkt
- hadden aangemerkt
o.t.t.t.
- zal aanmerken
- zult aanmerken
- zal aanmerken
- zullen aanmerken
- zullen aanmerken
- zullen aanmerken
o.v.t.t.
- zou aanmerken
- zou aanmerken
- zou aanmerken
- zouden aanmerken
- zouden aanmerken
- zouden aanmerken
diversen
- merk aan!
- merkt aan!
- aangemerkt
- aanmerkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for aanmerken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
klandra | aanmerken | aanklagen; aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; betichten; blameren; gispen; hekelen; laken; nadragen; ten laste leggen; terechtwijzen; vermanen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden |
External Machine Translations: